Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-01-2018

Anhalt

betekenis & definitie

Het vorstenhuis van dezen naam is één der oudste van Duitschland en tegenwoordig in het bezit van de hertogdommen Anhalt-Dessau, Köthen en Bernburg. Deze liggen in Noord-Duitschland en zijn in twee deelen gesplitst, welke door de Pruissische provincie Saksen gescheiden zijn. Voorts behooren tot de landen van Anhalt 5 kleine, op Pruissisch grondgebied gelegen landjes of enclaven, namelijk Alsleben, Mühlingen, Dornburg, Göbel en Groszlübs. Zij tellen te zamen op ruim 48 □ geogr. mijlen 193000 inwoners.

Zij hebben 4 hoofdsteden (Dessau, Zerbst, Bernburg en Köthen), 15 steden, 4 vlekken en 253 dorpen. Het oostelijk gedeelte is het grootst. Het is door de Pruissische districten Potsdam, Maagdenburg en Merseburg omgeven, en de twee laatstgenoemde omringen ook bijna geheel en al het kleinste, westelijke gedeelte, dat over een afstand van 2 uren gaans aan het hertogdom Brunswijk grenst. Het klimaat is er zacht, schoon wat ruwer in de bergstreek. Het land is grootendeels vlak en alleen in het zuidwesten bergachtig, waar zich de Victorshöhe ter hoogte van 700 Ned. el verheft, een plekje dat tusschen Gernrode en Alexisbad gelegen en aan de Harzreizigers zeer goed bekend is. Andere merkwaardige punten zijn er de Stufenberg bij Gernrode, de Hausberg met den burgt Anhalt en de Mägdesprung. Van den Beneden-Harz daalt het land naar de zijde der Saale, en van hier tot aan de Elbe is de bodem golvend, terwijl aan de andere zijde dezer rivier eene boschrijke vlakte zich uitstrekt. Het grootste gedeelte, van Ballenstedt tot aan de Elbe en de Mulde, is met een vruchtbaren bouwgrond bedekt. De voornaamste rivier is er de Elbe, die van het oosten naar het westen het land met vele bogten doorkronkelt en de Mulde, de Dolwitz, de Roslau en de Nuthe in zich opneemt. De Saale stroomt door het oostelijk hoofddeel en ontvangt er de Fruhne, de Wipper met de Eine, en de Bode met de Selke. De Selke en de Eine besproeijen het westelijk hoofddeel. In het oostelijk gedeelte zijn eenige kleine meren, en te Alexisbad bevindt zich eene minerale bron.

Tot de voornaamste voortbrengselen des lands belmoren graan, vooral tarwe, ooft, groenten, wijn (bij Bernburg), tabak, vlas, oliezaad, hop, meekrap en vooral hout, daar de bosschen er eene uitgebreidheid bedekken van 180000 morgen. De veeteelt is er van groot belang, vooral aan de oevers der Elve, en wild vindt men er in overvloed. Het rijk der delfstoffen levert er zilver, koper, lood, ijzer, spiesglans, vitriool, steenkolen, gips, marmer, molensteenen enz. Ook zijn er talrijke fabrieken, vooral strijkzwavels- en beetwortelsuikerfabrieken, en de handel en het verkeer zijn er levendig, waartoe de bevaarbare Elbe en Saale, de uitmuntende wegen en de spoorwegen aanmerkelijk bijdragen.

De hertogen en de meeste onderdanen behoorden er voorheen tot de Hervormde kerk, maar zij hebben zich te Bernburg (1821) en te Dessau (1827) met de Luthersche tot eene Vereenigde Protestantsche kerk verbonden. Alleen te Köthen vindt men beide gemeenten nog gescheiden. — Er is een Landdag van 36 leden, die uit de edelen, steden en landgemeenten gekozen zijn — uit elk van deze 12. Het ministerie is te Dessau. — Men heeft er 11 kantongeregten en 5 arrondissementsregtbanken; voorts heeft men te Bernburg het hof van appèl, te Dessau het opperlandgeregt, en beroep op de hooge geregtshoven te Berlijn en te Jena.

Als stamvader van het vorstelijk huis van Anhalt wordt genoemd Bernthobald, een Saksisch legerhoofd, die na de vernietiging van het Rijk van Thüringen door den Frankischen koning met de Anhaltsche landen werd beleend. Men meent, dat een afstammeling van dezen, Aribo Beringer V, in de dagen van Karel de Groote tot het Christendom is overgegaan en van laatstgemelden Keizer het graafschap Ascanië verkregen heeft. De Saksische keizers bouwden aan de Saale en aan de Elbe, ter beveiliging des lands, onderscheidene vestingen, leidden den stroom der landverhuizers derwaarts en deden er onderscheidene kloosters verrijzen. Van deze zijn Gernrode (960) en Mönch-Nienburg (975) de merkwaardigste. Met betrekking tot de kerkelijke zaken behoorde Anhalt tot de naburige bisdommen en tot het aartsbisdom Maagdenburg. Het land was toegevoegd aan het hertogdom Saksen en werd in naam des Keizers veelal bestuurd door de graven van Ascanië, die Aschersleben, Bernburg en Ballenstedt in eigendom bezaten, De eerste zelfstandige vorst van Anhalt was Hendrik I (1220), die 5 zonen achterliet. Twee van deze traden in den geestelijken stand, en de drie overige waren de stichters van drie verschillende lijnen (Aschersleben, Bernburg en Zerbst.) Later (1603) werden de Anhaltsche landen in 4 deelen verdeeld (Dessau, Bernburg, Zerbst en Köthen). Van deze is in 1793 door den dood van Friedrich August von Zerbst, die geene kinderen achterliet, één vervallen, In 1847 is de lijn Anhalt-Köthen en in 1863 de lijn Anhalt-Bernburg uitgestorven, zoodat thans de Anhaltsche landen onder den scepter van den Hertog van Anhalt-Dessau vereenigd zijn.

Men heeft er 6 districten, die dezelfde namen dragen als hunne hoofdsteden. Deze laatste zijn: Dessau aan de Elbe en de Mulde, Köthen desgelijks aan de Elbe met een fraai slot, Zerbst aan de Nuthe, Bernburg, Koswig, en Ballenstedt met een fraai kasteel.

< >