Aneurysma of slagader-verwijding, ook arteriectasie geheeten, is een gezwel, dat door de uitzetting eener slagader ontstaat. Te voren werden er ook zoodanige gezwellen toe gerekend, die hun oorsprong ontleenden aan de verwonding eener slagader, zoodat er zich bloed ontlastte in het spierweefsel. Intusschen maakte men toen reeds onderscheid tusschen ware en valsche aneurysmata.
Men sprak van zelf-wordende uitzettingen (aneurysmata spontanea), die door inwendige oorzaken ontstaan, zoodat de drie rokken of vliezen der slagader het gezwel omgeven. Men maakte onderscheid tusschen den eenvondigsten, bolronden vorm, waarbij de drie vliezen tegelijk zijn uitgezet (a. verum), een anderen vorm, waarbij het binnenste en middelste vlies verscheurd en de gewoonlijk zakvormige uitzetting door het buitenste celvlies omsloten is (a. mixtum externum), en dien vorm, waarbij het celvlies verwoest is en de beide binnenste vliezen zich verwijd hebben (a. mixtum internum). De verdeeling in uit- en inwendige aneurysmata is slechts in zoover gegrond als de eerste vatbaar zijn voor eene operatie en de laatste niet. De zakvormige slagaderverwijdingen worden wel eens zoo groot als een hoofd. Zulke gezwellen zijn gedeeltelijk met geronnen, gedeeltelijk met vloeibaar bloed gevuld; somtijds bevinden er zich meer dan één aan dezelfde slagader of aan verschillende. De oorzaak is meestal gelegen in eene eigenaardige ziekte van het binnenste vlies, waardoor dit week wordt en zich door den drang van het bloed laat uitzetten, — dikwijls echter ontstaan zulke gezwellen door eene verwonding der slagaderen. Zelden worden zij opgemerkt in de dagen der jeugd, — veelmeer op rijperen leeftijd tusschen den 30- en 60-jarigen ouderdom, en dan nog het meest bij personen van het mannelijk geslacht. Zij vertoonen zich op de volgende wijze: Op eene plek, die met den loop eener slagader overeenstemt, ontstaat een rond of langwerpig rond gezwel, dat op het gevoel zeer veerkrachtig is, zoodat men het ligt kan indrukken, terwijl het na het ophouden der drukking terstond zijne vroegere gedaante herneemt. Ook voelt of hoort men het tegelijk met de nabij gelegene slagader kloppen. Drukt men op de slagader boven het gezwel, dan begint dit laatste te slinken, maar het wordt grooter en harder als men beneden het gezwel de slagader door drukking sluit. De werking van zulk een slagadergezwel op de huid, is de volgende: De huid wordt dunner en hare vaten worden uitgezet; in dien omtrek ontstaat eene deegachtige, met eene waterachtige vloeistof opgevulde zwelling. De dieper gelegene deelen worden gedrukt en verdrongen. Weeke deelen scheiden zich aanvankelijk af van hunne verbindingen , maar worden door den gestadigen groei van het gezwel aanmerkelijk veranderd. Vaste deelen zelfs, zooals beenderen, worden er soms langzamerhand geheel en al door opgeslorpt, zoodat zij niet langer in staat zijn, om tot steunsel voor het ligchaam te dienen. Zenuwen verdwijnen door de aan-houdende persing; de wijdte van buisvormige deelen, zooals van de luchtpijp, wordt vernaauwd. De werking der aneurysmata op het geheele ligchaam is zeer verschillend naar gelang van hunne grootte, van de snelheid van hunnen groei, van het gewigt van het aangetaste bloedvat en van de deelen, waarin zij voorkomen. Zijn er belangrijke organen aan eene persing blootgesteld, zoodat deze allengs verdwijnen, dan gaat het ligchaam er zeer onder gebogen. Er ontstaat ademhalingsbenaauwdheid bij eene persing op de luchtpijp, geweldige zenuwpijn bij eene druk-king op de gevoelszenuwen, beenbreuk bij eene drukking op de beenderen, waterzucht, ontsteking, inwendige brand en de dood bij eene drukking op de voornaamste aderen. Het meest komt aneurysma van de aorta voor en vooral van den boog der aorta; in het algemeen merkt men die kwaal veel meer op bij groote dan bij kleine slagaderen. Daarenboven zijn de slagadergezwellen gevaarlijk voor den mensch, omdat zij zich kunnen openen en dan door bloedverlies den dood veroorzaken. Dit noodlottig verloop vindt men vooral bij zulke slagadergezwellen, die zich in eene ligchaamsholte uitzetten, waar wegens gebrek aan weêrstand hunne wanden zoo dun worden, dat zij ten laatste barsten. Dit gevaar bestaat ook bij zulke aneurysmata, die bij de wanden van zulke holten gelegen zijn en door hunne drukking in die wanden ontsteking veroorzaken, zoodat wanden en vliezen in een verweekten toestand komen. Het opengaan van een slagadergezwel, dat aan de oppervlakte des ligchaams gelegen is, geschiedt door de geweldige ontsteking van de bovenliggende huid, door een dunner worden en scheuren van deze of door het ontstaan van eene roof. Eene genezing door de natuur geschiedt zelden; zij heeft alleen plaats, wanneer het gezwel door zijne persing de monden der slagader sluit, of wanneer deze verstopt wordt door het geronnen bloed.
Eerstgenoemde natuurlijke genezing wordt door de kunst nagebootst. Deze ontbloot de slagader boven het gezwel, brengt er door middel eener aneurysma-naald — die van Langenbeck — een draad omheen en snoert haar digt. Hierna zoekt het bloed boven de afgebonden plek langs kleinere slagaderen zijwegen, waardoor het de slagader beneden de afgebondene plek en beneden het slagadergezwel weet te bereiken. Terstond na het afbinden houdt het kloppen op, en weldra slinkt de dikte. Inwendige slagadergezwellen kan men moeijelijk onderscheiden, vooral bij die slagaderen, welke diep in de borst- en buikholte gelegen zijn. Vertoont zich hier of dáár een kloppend gezwel, bijvoorbeeld onder het sleutelbeen, dan herkent men het aan een eigenaardig geruisch, dat zich tegelijk met den hartslag verheft. Hierbij komen verkoelende middelen te pas en zoodanige, die de hartklopping matigen, alsmede een schraal dieet.
De valsche slagadergezwellen (a. spuria) ontstaan door verwonding van eene slag-ader of doordien deze digt bij een abscès gelegen is en door dit laatste wordt aangetast. Alsdan worden de wanden week en zij barsten. Men onderscheidt vier soorten van valsche slagadergezwellen, naarmate deze ontstaan door eene uitstorting van bloed in het celachtig weefsel (a. spurium primitivum), — door eene uitstorting van slagaderlijk bloed, waarbij het gezwel door eene opening met de slagader in verband staat (a. spurium consecutivum), — door den overgang van slagaderlijk bloed in eene ader (varix aneurysmaticus), — of door uitstorting van slagaderlijk bloed tusschen eene slagader en een varix aneurysmaticus, welk laatste gezwel den naam van aneurysma varicosum draagt. De voornaamste middelen, die er bij te pas komen, zijn zamendrukking door compressen en het afbinden der slagader.