Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Alcibíades

betekenis & definitie

Alcibíades was één der beroemdste mannen van Griekenland en in zijn veelbewogen leven de spiegel van zijn onrustigen tijd. Hij werd omstreeks het jaar 450 vóór Chr. te Athene uit den vermaarden stam der Alcmaeoniden geboren. Reeds vroeg (447 vóór Chr.) verloor hij zijn vader in den slag bij Cheronéa, maar terwijl de natuur aan dien jongeling hare kostelijkste gaven geschonken had, ontving hij van zijn oom Pericles eene uitmuntende opvoeding.

Zijne schoonheid, welsprekendheid en rijkdom verschaften hem de algemeene hulde, maar hij werd hierdoor vervoerd tot hoogmoed en losbandigheid, waarvan zijn vriend Socrates hem vruchteloos zocht te genezen. In den eersten veldslag, die Alcibiades bijwoonde, bij Potidaea, redde Socrates hem het leven, eene dienst, die bij Delium met eene dergelijke wederdienst vergolden werd. Tot loon zijner dapperheid verkreeg Alcibiades de hand eener dochter van den schatrijken Hipponicus, en nu wilde hij de eerste zijn in den Staat. Hij vleide het volk en haatte den vrede, omdat deze niet bevorderlijk was voor zijne eerzuchtige plannen. Hij deed de Atheners bondgenootschappen sluiten en wekte den naijver van Sparta. In 419 werd hij gekozen tot opperbevelhebber van het Bondsleger en allengs maakte hij het lot van Griekenland afhankelijk van zijn persoon. Eindelijk brak hij den vrede met Sparta, maar verloor den slag bij Mantinéa, zoodat de vrede in den Peloponnesus weldra hersteld was. Nu riep hij de democratische partij te Argos op, om tegen Sparta te strijden, en verscheen met eene vloot van 20 schepen vóór die stad, om allen te kastijden, die met Sparta heulden. Liefst wilde hij geheel Griekenland in vlam zetten, om zijne eigene eerzucht te bevredigen. Vervolgens kwam er oorlog tusschen de Grieksche volkplantingen op Sicilië, en Egesta, door Syracuse en Selinus in het naauw gebragt, riep de Atheners te hulp. Het gelukte Alcibiades, zijne stadgenooten tot hulp-verleening te bewegen. Hij werd met Nicias en Lamachus tot bevelhebber der vloot benoemd en droomde reeds van veroveringen op Sicilië, in Afrika en in Italië.

De aanzienlijke vloot lag in den Piraeus gereed om te vertrekken, toen des nachts de meeste standbeelden van Hermes (Mercurius) werden verminkt of vergruizeld. Die gebeurtenis maakte een diepen indruk op het volk. Alcibiades werd van medepligtigheid beschuldigd, maar hij verdedigde zich zoo kloek, dat hij verlof ontving om uit te zeilen, terwijl vervolgens het onderzoek naar de aanleggers dier heiligschennende daad zou worden voortgezet. Meer en meer bleek het evenwel, dat Alcibiades tot de schuldigen behoorde, en er werd een schip naar Sicilië gezonden om hem terug te halen. Hij volgde gewillig op zijn eigen vaartuig, maar ontvlood naar Sparta (415). Het Atheensche volk veroordeelde hem ter dood, en zijne goederen werden verbeurd verklaard. Nu bleek de beginselloosheid van Alcibiades. Hij werd een verrader van zijn vaderland, doordien hij de plannen der Atheners aan Sparta bekend maakte. Deze Staat zond Gylippus met eene vloot naar Syracuse, om de Atheners afbreuk te doen, bevestigde Decelea, om van hier strooptogten te doen in Attica en strooide het zaad der tweedragt uit tusschen de bondgenooten en tusschen de burgers van Athene. Alcibiades verloochende zijne afkomst en werd in Sparta door ruwheid, zelfverloochening en zedelijke naauwgezetheid aan de Spartanen gelijk. De nieuwe vereerder van Lycurgus verwierf zich weldra grooten invloed bij het volk en bij de Ephoren. Op zijn raad sloot Sparta een verbond met den Perzischen stadhouder Tissaphernes, en hij verkreeg het opperbevel over eene vloot, die weldra in den Griekschen Archipel kruiste en verscheidene eilanden afvallig maakte van Athene. De wraak van koning Agis van Sparta, wiens gemalin hij tot ontrouw had vervoerd, en het vermoeden, dat hij eene dubbelzinnige rol speelde, vervolgden hem op de vloot, waar de opperbevelhebber Astyochus het bevel ontving, om hem van kant te maken. Alcibiades, bijtijds gewaarschuwd, nam de vlugt naar Tissaphernes. Hier, aan het Oostersch hof, gedroeg hij zich als een Aziaat en bragt zijne dagen door in verfijnd zingenot. Tissaphernes werd eerst zijn vriend en vervolgens zijn werktuig. Hij overtuigde dezen, dat het zijn belang was, het twistvuur tusschen Athene en Sparta aan te blazen. Als gevolmagtigde van Perzië knoopte hij onderhandelingen aan met de Atheensche vloot, die voor Samos gelegen was, en dong naar de gunst der oligarchische partij, die hem te voren had doen vallen. In weêrwil van den tegenstand der democraten, tot welke ook Phrynichus, de bevelhebber der vloot behoorde, dreven de aanhangers, der oligarchie door, dat Alcibiades in naam van Athene onderhandelingen met Tissaphernes zou aanknoopen, terwijl het bevel over de vloot aan twee zijner vrienden Diomedon en Leon werd toevertrouwd. Tissaphernes stelde echter voor een bondgenootschap met Athene onaannemelijke voorwaarden.

Intusschen hadden zich de aristocraten te Athene plotselijk en met geweld meester gemaakt van het bestuur. Zij besloten, Alcibiades niet terug te roepen en vrede te sluiten met Sparta. Op de vloot evenwel behielden de democraten de overhand, zoodat hier de beheerschers te Athene vijanden des vaderlands werden verklaard. De vloot zou zelfs derwaarts stevenen, om de aristocratie te vernietigen, maar zij was van alle hulpmiddelen verstoken, zoodat Thrasybúlus en Thrasyllus, de bevelhebbers, Alcibiades van Samos afhaalden, en deze, na het houden van eene krachtige aanspraak, tot medebevelhebber gekozen werd. Hij hield het tegen, dat men naar Athene zeilde en bewaarde op deze wijze zijn vaderland voor een bloedigen burger-oorlog. Hierop volgde eene nederlaag der Atheners bij Euboea, waarna de verschillende partijen zich verzoenden, en men algemeen van oordeel was, dat Alcibiades eene, groote dienst bewezen had aan Athene. Hij werd derwaarts teruggeroepen, maar alleen in den glans der zegepraal wilde hij zijne geboortestad wederzien. Toen het hem wederom mislukte, een verbond met Tissaphernes te sluiten, snelde hij met de vloot naar Samos, om de Spartanen op te zoeken. Deze waren reeds bij Abydus met de Atheners slaags, en de verschijning van Alcibiades met 18 schepen bezorgde aan deze eene schitterende overwinning. Nogmaals spoedde hij zich naar Tissaphernes, om dezen tot eene vriendschapsverbindtenis te bewegen, maar de stadhouder deed hem in hechtenis nemen. Alcibiades ontsnapte, begaf zich naar Clazomenae en vanhier naar de vloot en won in Julij 410 den beslissenden slag bij Cyzicus, waarin de Spartaansche zeemagt vernietigd werd. Daarna veroverde hij een groot aantal steden en verwierf zich een grooten roem en een onmetelijken buit.

Nu eerst dacht hij aan zijn terugkeer naar het vaderland. Thrasyllus werd vooruitgezonden, om alles voor te bereiden op zijne komst, en Athene benoemde hem tot opperbevelhebber. Den 6den Junij 407 liep hij den Piraeus binnen. Het volk snelde hem te gemoet, begroette hem als den redder des vaderlands en bragt hem in zegepraal in de stad. In de volksvergadering sprak Alcibiades op een diep bewogen toon van al de smarten, die hij gedurende zijne veeljarige ballingschap had doorgestaan, en wist het volk zoo diep te roeren, dat hij met eene gouden kroon versierd en tot onbeperkt gebieder te water en te land uitgeroepen werd. Zijn verbeurdverklaard vermogen kreeg hij ruimschoots terug.

Al die eerbewijzen wekten den naijver en de bezorgdheid der patriciërs. Deze bevorderden zijne oorlogszuchtige plannen, om hem zooveel mogelijk uit Athene te verwijderen. De strijd met Sparta bragt hem naar Samos, maar Lysander, de Spartaansche vlootvoogd, durfde den slag tegen Alcibiades niet wagen. Toen deze zich naar Phocaea begeven had, om met Thrasybúlus overleggingen te maken omtrent het betalen der soldij, noodzaakte Antíochus, aan wien het opzigt over de vloot zoo lang was toevertrouwd, in weêrwil van het uitdrukkelijk verbod van Alcibiades, Lysander tot den slag. De uitkomst van dezen was noodlottig voor de Atheners, en toen Alcibiades derwaarts snelde, om het verlies te herstellen, ontweek Lysander het gevecht.

Hierop verrezen te Athene de hatelijkste beschuldigingen tegen Alcibiades, zoodat deze zich in vrijwillige ballingschap begaf in eene Thracische vesting. Na den val van Athene spoedde hij zich naar Pharnabasus, om door middel van dezen bij Artaxerxes te worden toegelaten, want hij wilde door den bijstand der Perzen Athene bevrijden van de Spartaansche heerschappij. Hiervan kregen de Spartanen de lucht, en tot Pharnabasus kwam het verzoek , om Alcibiades uit den weg te ruimen. Deze droeg die schendige taak op aan zijn broeder Magaeus en aan zijn zoon Susamithres. Deze twee mannen durfden den Griekschen held niet aanranden, maar staken zijne woning in brand. Alcibiades sprong kloekmoedig op en baande zich, zonder eenig letsel van de vlammen te ontvangen, met zijne wapenen een weg door de schaar der lafhartige moordenaars. Deze doodden hem uit de verte met hunne pijlen (404). Een meisje, Timandra genaamd, zorgde voor zijne begrafenis.