Zoo noemt men de rotsvesting van vele Grieksche steden en bij uitnemendheid die van Athene. Oorspronkelijk zijn zij door de stichters der steden tot hunne beveiliging op eene rotshoogte gebouwd, maar later werden zij bij het toenemen der bevolking door de eigenlijke stad omringd, zoodat zij in tijden van oorlog tot bewaarplaats der kostbaarheden en tot laatste toevlugt dienden.
Men meent, dat er wel vierhonderd in Griekenland geweest zijn. Heden ten dage vindt men indrukwekkende bouwvallen van de acropolis van Tirynthe (thans Palaio-Anapli), die reeds in 468 vóór Chr. werd verwoest, — voorts van die van Mycene (Karvati in Morea), die in de 17de eeuw vóór Chr. is gesticht. Beroemde acropolen der Oudheid zijn die van Argos, Larissa genaamd, die van Messene, Ithome geheeten, die van Thebe, naar Cadmus met den naam van Cadmeia bestempeld, die van Corinthe, als Acro-corinthus bekend, en — zoo als wij reeds gezegd hebben — die van Athene.