Abeilard of Abailard, de grootste wijsgeer der 12de eeuw, werd in 1079 in het vlek Palet bij Nantes geboren. Zijn vader, Berenger genaamd, schonk hem eene voortreffelijke opvoeding, en de jongeling spoedde zich vervolgens naar Parijs, om er de lessen te hooren van Willem van Champeaux.
Zijne scherpzinnigheid wekte den naijver van zijn leermeester, en hij begaf zich eerst naar Melun en vervolgens naar Corbeil, waar hjj eene school stichtte. Hij bezocht vervolgens zijne geboorteplaats en keerde na eene tweejarige afwezigheid naar Parijs terug. Hier verzoende hij zich met zijne tegenstanders, maar overwon ze tevens door zijne schranderheid. Hierdoor ontvlamde de gloed van den naijver op nieuw, en Abeilard vertrok naar Laon, om er het onderrigt van den beroemden godgeleerde Anselmus te genieten. Daarna vestigde hij zich wederom te Parijs, waar hij uitstekende leerlingen vormde.
De scherpzinnige wijsgeer was 38 jaren oud geworden, toen de Canonicus Fulbert te Parijs hem het voorstel deed, om ten zijnent kost en inwoning te ontvangen onder voorwaarde, dat hjj in zijn vrije oogenblikken onderwijs zou geven aan zijne zeventienjarige, schoone en talentvolle nicht Heloïse. Weldra ontvlamde in het hart van leermeester en leerling een felle liefdegloed, en de wijsgeerige bespiegelingen maakten plaats voor dichterlijke uitstortingen des gemoeds. Te laat vernam Fulbert het geheim. Abeilard schaakte zijne Heloïse en voerde haar naar Bretagne, in het huis zijner zuster. Met toestemming van den oom traden zij in het huwelijk, maar toen Heloïse, te Parijs teruggekeerd, die verbindtenis loochende, om haren geliefden vriend den toegang tot kerkelijke waardigheden niet af te sluiten, deed Fulbert dezen op eene schandelijke wijze verminken, zoodat hij daarop toch geene aanspraak kon maken. Door smart overstelpt, zocht Abeilard als monnik eene wijkplaats in het klooster van St. Denis. en haalde ook Heloise over, om den sluijer aan te nemen. Weldra werd zijne verblijfplaats bekend, en van alle kanten stroomden leerlingen derwaarts, zoodat hij zich gedrongen zag, om openbare voorlezingen te houden. Hij maakte grooten opgang, niet alleen door zijne welsprekendheid, maar ook door zijne theologische rigting. Hij wilde de kerkleer vestigen op de beginselen der rede, en beschouwde vrijheid van wil en zelfbepaling als de grondslagen der zedeleer, omdat daaruit alleen ’s menschen verantwoordelijkheid kon worden afgeleid. Volgens hem konden enkel hartgrondige boete en berouw en niet de kerkelijke ceremoniën den mensch zalig maken, en hij beschouwde de leer der drieëenheid als eene zinnebeeldige voorstelling van Gods almagt, wijsheid en goedheid. In Abeilard zien wij den eersten waardigen vertegenwoordiger der rationalistische rigting in de kerk. Bij herhaling werd hij door kerkvergaderingen en pausen tot opsluiting in een klooster veroordeeld, maar ook telkens door de tusschenkomst van aanzienlijke geestelijken van die straf ontheven. Hij bouwde te Nogent aan de Seine eene kapel en een klooster, dat hij na zijne benoeming tot abt van St. Gildes de Ruys en na de opheffing van het nonnenklooster te Argenteuil, waar Heloïse haar verblijf hield, aan deze afstond. Later leefde hij zeer ingetogen te Clugny. Hier werd hij ziek, en hij overleed in het St. Marcellus-klooster bij Chalons, werwaarts men hem ter zijner herstelling had overgebragt (1142). Zijn ligchaam werd, volgens den wensch van Heloïse, in het door hem gestichte klooster — Paraklet genoemd — ter aarde besteld. Zijne trouwe vriendin leefde tot in 1163. Beider overblijfselen zijn in 1808 naar het museum der Fransche Academie, in 1817 naar eene kapel te Monamy, en in 1828 naar het kerkhof van Père la Chaise gebragt, waar zij onder een monument eene stille rustplaats hebben gevonden.