Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Water

betekenis & definitie

Een van de onmisbare voorwaarden voor de ontwikkeling en het bestaan van levende organismen is de aanwezigheid van water. Het menselijke lichaam bevat 60 a 70% van zijn gewicht aan water; het verliest voortdurend water door de ademhaling en de afscheiding.

Aanvulling is dus noodzakelijk. De mens kan ’t langer uithouden zonder voedsel dan zonder water.Gelukkig is onze planeet van deze vloeistof ruim voorzien. Ongeveer vijf-zevenden van de oppervlakte der aarde is met water bedekt. De voorraad water is zo groot, dat ze één laag van 2500 meter dikte zou vormen, als het water regelmatig over de gehele oppervlakte der aarde verspreid was. Grote hoeveelheden verdampen uit de zee, de meren en de rivieren en vallen in den vorm van regen, sneeuw en hagel weer naar beneden en vloeien dan als beken en stromen naar de zee terug. Een ander gedeelte dringt in den grond door, tot het een ondoordringbare laag bereikt heeft. Ondervindt dit een groten druk, dan kan het door een spleet in den grond, of door een buis, die in den grond geslagen is, als bron voor den dag komen. (Zie: Artesische put).

Ook alle gesteenten bevatten grote hoeveelheden water. Zelfs de rotsen, zoals graniet, gneis en porfier, hebben een watergehalte van ongeveer 7%.

Daar het water in de aarde steeds met oplosbare verbindingen in aanraking komt, bevat elk water zouten, o.a. altijd een geringe hoeveelheid keukenzout; maar ook koolzure kalk, magnesium, ijzer en koolzuur.

„Hard” noemt men water, dat grotere hoeveelheden calcium- en magnesiumverbindingen bevat; die naam is gegeven, omdat het bij het wassen van de handen hard aanvoelt. Hard water is voor vele doeleinden ongeschikt; zo blijven peulvruchten, die erin gekookt worden, hard. Ook voor de was is het schadelijk, omdat zeep er moeilijk in oplost. Zeer gevaarlijk is hard water voor stoomketels wegens de ketelsteen, die zich als een vast gesteente tegen den ketelwand afzet en niet alleen de stoomontwikkeling vertraagt, maar zelfs een ketelontploffing veroorzaken kan.

Volkomen zuiver (gedistilleerd) water is niet geschikt voor drinkwater, het heeft een onaangenamen, flauwen smaak. Drinkwater dient koolzuur te bevatten voor den frissen smaak en bovendien velerlei zouten in zeer geringe hoeveelheid, anders heeft het niet den juisten invloed op de spijsvertering. Verder moet drinkwater in elk geval zo weinig mogelijk schadelijke bacteriën bevatten.

In ons land onttrekken vele waterleidingen hun water aan de duinen. Dit water wordt in geperforeerde aarden buizen naar een kanaal geleid, waarvan de inhoud voortdurend weggepompt wordt naar de filterbakken, waar het door lagen fijn en grof zand heen moet dringen. Zodoende worden alle zwevende stoffen tegengehouden, terwijl ook allerlei opgeloste stoffen van anorganischen aard en zelfs sommige bacteriën verwijderd worden. Duinwater is uitstekend maar vrij hard. Voor verschillende doeleinden gebruikt men regenwater.

Vele steden pompen het leidingwater uit een rivier op een plaats, die stroomopwaarts van de stad gelegen is, omdat het water stroomafwaarts licht verontreinigd is. Soms wordt het water nog geozoniseerd, opdat schadelijke bacteriën gedood worden.

Grote steden en landstreken verkrijgen dikwijls hun water door het aanleggen van stuwdammen (in een heuvelland), die kunstmatig grote meren vormen.

Het gezuiverde drinkwater wordt gewoonlijk in een hogen toren gepompt, om van daar door buizen naar de verbruikers geleid te worden.

Voor sommige doeleinden moet het water gedistilleerd worden. Het wordt dan in een ketel sterk verwarmd en de stoom wordt door een spiraalvormige buis geleid, die in koud water ligt, waardoor het water weer gecondenseerd wordt. Gedistilleerd water dient voor medicijnen en chemicaliën.

In de natuur komt het water in de drie aggregatietoestanden voor, n.l. vloeibaar, vast als ijs en gasvormig als stoom of waterdamp. Het smeltpunt is 0° C. en het kookpunt 100° C., maar het water bereikt zijn grootste dichtheid bij + 4,08° C. Ijs is dus lichter dan water, daarom drijft het aan het oppervlak en vormt een vast dek, en omdat het een slechte geleider voor de warmtestraling is, beschermt het de eronder liggende watermassa tegen het bevriezen. Gelukkig, want anders zouden onze wateren bij strenge vorst in korten tijd in één massief ijsblok veranderen.