Synoniemen zoeken
Synoniem van water
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
water
water - [znw, telb.] oppervlak in een gebied dat permanent uit water bestaat. In formele stijl: oppervlaktewater ('de Nederlandse oppervlaktewateren'). Het grootst is een zee (zie aldaar). Meren (zie aldaar) vullen een min of meer komvormig gebied; het water stroomt er niet of nauwelijks. Scheepvaart kan worden bedreven op een waterweg, vaarwater, vaarweg of (in België) watering. Is de waterweg gegraven, dan is het een kanaal (zie aldaar). Ook een gracht is gegraven, en wel in of rondom een stad. Grachten rond een stad noem je ook singels. Een rivier (zie aldaar) stroomt, en voert water van hoger naar lager gelegen streken. Waterlopen (zie aldaar) zijn min of meer smal. Een binnenwater staat niet in open verbinding met de zee, een buitenwater wel. Zie: waterloop.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
water
water - zelfstandig naamwoord
uitspraak: wa-ter
1. vloeistof waaruit zeeën en rivieren bestaan
♢ het menselijk lichaam bestaat voor 90 procent uit water
1. ze zijn als water en vuur
[kunnen elkaar niet uitstaan]
2. je moet wat water bij de wijn doen
[een beetje toegeven]
3. hij kwam weer boven water
[kwam weer opdagen]
4. het feest is in het water gevallen
[niet doorgegaan of mislukt]
5. het water loopt me in de mond
[het lijkt me erg lekker]
6. spijkers op laag water zoeken
[onbelangrijke kritiek leveren]
7. water naar de zee dragen
[iets geven aan iemand die er al veel van heeft]
2. rivier, beek of meer
♢ we stonden voor een diep water
Zelfstandig naamwoord: wa-ter
het water
de wateren
het watertje