Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Paus

betekenis & definitie

Dit is de titel van het hoofd der Rooms-Katholieke kerk, die door de Rooms-Katholieken ook wel „Heilige Vader”, „Stadhouder van Christus” en „Opvolger van Petrus” genoemd wordt.

De zetel der Pauselijke regering te Rome wordt aangeduid als de Heilige Stoel.

Over het ontstaan en de eerste ontwikkeling der Kerk bestaat geschiedkundig gesproken niet een algemeen aanvaarde zekerheid. De R.K. Kerk neemt als historisch vaststaand aan, dat de H. Petrus zijn bisschopszetel vestigde te Rome, waar hij onder Nero den marteldood stierf. Petrus was door Christus tot opperhoofd der Kerk aangesteld en Zijn opvolgers op den bisschopszetel van Rome hebben dit oppergezag van den beginne af aan bekleed.

Men beroept zich voor deze opvatting op de getuigenissen der oudste kerkelijke schrijvers: Tertullianus, Cyprianus, Ireneus e.a.

Naast deze opvatting is er een andere, die aan een meer geleidelijke eenwording van het opperbestuur der Christelijke kerk gelooft, waarin achtereenvolgens de verschillende gemeenten, de opzieners, die ten slotte bisschoppen werden, en de zogenaamde kerkvaders een rol zouden hebben gespeeld. Ten slotte zou ook volgens deze lezing de bisschop van Rome het oppergezag in het Westen hebben gekregen. Deze nam den titel Paus (Grieks: Pappas, Latijn: Papa, Frans: Pape) aan.

In elk geval hadden in de zeer vroege Middeleeuwen de Pausen al zoveel macht, dat de wereldlijke regeerders met die macht in hoge mate rekening moesten houden, terwijl omgekeerd de Paus ook de hoogste wereldlijke macht weer steunde.

In de vroege Middeleeuwen steunde de keizer den Paus als opperhoofd der kerk en schraagde de Paus weer ’s keizers macht als hoogste gezaghebber.

Zo werd Karel de Grote door den Paus gezalfd en gekroond, hij ontleende zijn gezag aan den Heiligen Stoel. De Paus was dus niet alleen geestelijk hoofd der kerk, maar ook hoogste wereldlijke machthebber, die den Keizer zijn kroon verleende. De opvolger, de Roomse Koning, werd dan ook niet als Keizer beschouwd, alvorens hij te Rome — of elders in Italië — door den Paus was gezalfd en gekroond. Daartegenover verkreeg de Keizer veel invloed op de pauskeuze en de aanstelling der bisschoppen.

De hieruit voortvloeiende moeilijkheden leidden in de nde eeuw tot een botsing tussen Keizer en Paus. In diezelfde eeuw vinden wij op den troon van Petrus (in 1073) den monnik Hildebrand uit Maçon, die als paus Gregorius VII (1073—1086) grote dingen heeft gedaan. Hij nam drie maatregelen:

I. Hij bevestigde en handhaafde den ongehuwden staat der geestelijken (het celibaat). '

II. Hij verbood den verkoop van geestelijke ambten (de simonie).

III. Hij ontnam den Keizer allen invloed op de bisschopskeuze (de investituur).

Keizer Hendrik IV verzette zich hiertegen, de Paus deed hem in den ban en het eind was, dat Hendrik in 1077 te Canossa kwam om, in een boetekleed gehuld, de genade van Gregorius af te smeken. Voor goed eindigde deze strijd met het concordaat van Worms in 1122, waarbij de Keizer berustte in de Pauselijke besluiten.

Het was in dien tijd, dat het Pausdom zijn hoogste staatkundig aanzien had — denk aan Urbanus II (1088—1099), den Paus der Kruistochten. Wij noemen dan nog den grootsten Paus der Middeleeuwen Innocentius III (1198—1216) en Paus Bonifacius VIII (1294—1303), onder wiens bestuur de oude wereldlijke oppermacht te loor ging.

Nu komt de tijd van den Fransen invloed, de Pausen gaan naar Avignon. In 1377 doet de Paus een poging om zich, door naar Rome te gaan, aan dien invloed te onttrekken, doch in 1378 moest de Paus terugkeren en werd te Rome een tegenpaus benoemd. Dat is de tijd van het schisma (korten tijd waren er zelfs drie Pausen), waaraan het Concilie van Constanz in 1417 een einde maakte, toen Martinus V Paus werd en zich weer te Rome vestigde.

De 16e eeuw is een moeilijke tijd voor het Pausdom. De Hervorming deed veel terrein voor de R.K. kerk verloren gaan. Nadat Karel V zich in 1530 (11 jaar na zijn ambtsaanvaarding) tot Keizer had laten kronen, riep eindelijk Paus Paulus in 1545 het Concilie van Trente bijeen, waardoor veel misbruiken werden uitgeroeid en een tijd van inwendigen bloei aanbrak.

Een belangrijke figuur is nog de Paus van de Gregoriaanse tijdrekening, Gregorius XIII (1572-1585).

Nu gaat verder de staatkundige invloed van den Paus achteruit, al werd in 1804 nog weer een Keizer door den Paus gekroond (Napoleon door Pius VII).

Tot 1870 was de Paus wereldlijk gebieder over den Kerkdijken Staat, die een aanzienlijk deel van Midden-Italië omvatte. Bij de vorming der Italiaanse eenheid nam Italië dit gebied en bleef de Paus, als vrijwillig gevangene van het Vaticaan, binnen de muren van dat paleis, hetwelk hij weigerde te verlaten. Tal van moeilijkheden kwamen hieruit voort, bijv. bij het bezoek van vreemde vorsten aan Rome, die noch den Koning van Italië, noch den Paus konden voorbijgaan. In 1929 verzoende Italië zich met den Apostolischen Stoel bij het Verdrag van het Lateraan en verkreeg de Paus souvereine rechten over den Vaticaansen Staat, zoals onder „Kerkelijke Staat” al is vermeld.

Was in 1870 de wereldlijke macht van den Paus geheel vervallen, zijn geestelijk gezag bleef steeds even groot. Denk ook aan de onfeilbaarverklaring (hieronder).

Sinds 1059 wordt de Paus gekozen door de kardinalen. Zodra de Heilige Stoel, door het overlijden van den Paus, vacant is, worden de kardinalen bijeen geroepen. Zij vormen het kiescollege, dat in (geheime) bijeenkomst (conclave = ingesloten) tezamen komt.

Zodra de voor de bijeenroeping gestelde tijd verlopen is, worden de deuren dichtgemetseld en mag niemand meer contact hebben met de vergaderende praelaten. Dit geschiedt, om iederen invloed van buiten af te weren. Nochtans waren er machten, die op de pauskeuze invloed konden uitoefenen, o.a. heeft het hoofd van het huis Habsburg langen tijd dit recht uitgeoefend. Deze konden over de verkiezing hun veto (ik verbied) uitspreken. De laatste maal, dat van dit recht gebruik is gemaakt, was na het overlijden van paus Pius X. Het conclave wilde toen kardinaal Rampolla verkiezen, doch keizer Frans Joseph sprak zijn veto uit en kardinaal della Chiesa — paus Benedictus XV — werd verkozen.

Als het conclave aldus van de buitenwereld is afgesloten, beginnen de stemmingen. De stemming is geheim en geschiedt bij gesloten briefjes; eenmaal per dag wordt gestemd. Is de daarvoor vereiste meerderheid van twee derde der stemmen niet bereikt, dan trekken de kardinalen zich in hun vertrekken terug en worden de stembriefjes verbrand. Stijgt een rookwolkje uit den schoorsteen omhoog, dat zichtbaar gemaakt wordt, doordat er tegelijk nat stro wordt verbrand, dan weet de bevolking, dat de stemming niet tot een resultaat leidde.

Is de vereiste meerderheid bereikt, wat soms weken duren kan, dan hernemen de kardinalen hun troonzetels, de baldakijns worden neergelaten, behalve die van den gekozene, en de overigen brengen den nieuwgekozene de eerste hulde.

Het is niet noodzakelijk, dat de nieuwe Paus uit de kardinalen gekozen wordt; een weinig bekende bepaling luidt, dat iedere man, die beschikt over het gebruik van zijn verstand en het katholieke geloof belijdt, verkiesbaar is tot Paus. Sedert eeuwen is het echter een gebruik—maar geen voorschrift — om een Italiaan uit de kardinalen te kiezen en sinds overoude tijden is het ook gewoonte, dat de pausen na hunne verkiezing hun doopnaam veranderen. Zo was de voornaam van Paus Pius XI, Achille, en zijn geslachtsnaam Ratti.

De Paus is, naar Rooms-Katholieke opvatting, de opvolger van den apostel Petrus, en als zodanig drager van de opperste kerkelijke wetgevende en rechterlijke macht. Dienovereenkomstig is, volgens die opvatting, de Paus onfeilbaar in de uitspraken, die hij in zijn kwaliteit en in geloofszaken doet. De pauselijke macht wordt o.a. uitgeoefend door middel van concilies en ook door middel van schriftelijk verkeer met de afzonderlijke 'bisschoppen. Als men in het oog houdt, dat de Rooms-Katholieke kerk over de gehele wereld millioenen leden telt, dan volgt daaruit, dat op de schouders van den Paus een ontzaglijke taak rust, die natuurlijk geen enkel mens alleen zou kunnen verrichten. Daarom wordt hij in het bestuur der kerk bijgestaan door elf zogenaamde Congregaties, dat zijn colleges, meestal uit kardinalen bestaande, die zich elk met een onderdeel der bestuurstaak bezig houden. Aan het hoofd dezer congregaties staat, als prefect, de Paus of een kardinaal. De voornaamste congregatie is het „Heilig Officie”, belast met de handhaving van geloof en zeden.

De officiële geschriften, waarin de Paus zich tot de gelovigen kan richten, worden onderscheiden in encyclieken, bullen, breven, pauselijke brieven en rescripten. De eerste twee behandelen de belangrijkste zaken, de andere onderwerpen van minder gewicht. Encyclieken worden meestal aangeduid met de aanvangswoorden.

De naaste medewerkers van den Paus zijn: de kardinaal-staatssecretaris (de pauselijke minister van buitenlandse zaken) en de kardinaal-kanselier, die aan ’t hoofd van de pauselijke kanselarij staat. De gezanten van den paus bij de staatshoofden heten nuntius en internuntius.

De persoonlijke waardigheidstekenen van den Paus bestaan uit: de tiaar of drievoudige kroon, de witte toga, de rode stool, de vissersring (d.i. een gouden ring met een afbeelding van Petrus, staande in een scheepje en vissende met een net) en de kruisstaf.

Een der historisch meest betrouwbare pausenreeksen telt tot nu toe 261 pausen, o.w. één Nederlander, n.l. Adrianus Floriszoon Boeyens van Utrecht, die in 1459 geboren werd en van 1522 tot zijn dood in ’23 de pauselijke waardigheid bekleedde. Zijn naam leeft nog voort in „Paushuize” te Utrecht, de ambtswoning van den Commissaris der Koningin, op zijn last gebouwd, maar nooit door hem bewoond.