Onder al de grote persoonlijkheden, die in de geschiedenis van het volk Israël een belangrijke rol hebben gespeeld, is de figuur van Mozes wel van de allergrootste betekenis geweest. Hij was de belangrijkste van alle in het Oude Testament vermelde profeten, die den wil van God aan het volk openbaarden.
Zijn wetten en instellingen golden en gelden ook nu nog voor alle gelovige Joden als volmaakt. Ten allen tijde hebben zij zich op Mozes beroepen als op den oppersten scheidsrechter in alle zaken betreffende hun godsdienstig, zedelijk en ook maatschappelijk leven.Waar het natuurlijk niet mogelijk is een levensgeschiedenis van Mozes te schrijven, trachten wij hier alleen het beeld te geven, dat men uit de overleveringen van hem gemaakt heeft.
Mozes werd ± 1550 v. Chr. uit den Israëlietischen stam Levi geboren, als zoon van Amram en Jochebed. Het volk Israël, het nageslacht van den aartsvader Jacob, die op uitnodiging van zijn zoon Jozef in Egypte was komen wonen, was in die tijden niet een onafhankelijke natie, doch stond onder de heerschappij der Egyptenaren. Eerst hadden zij in Egypte een goed leven gehad, doch enige eeuwen na Jozefs dood brak voor hen een tijdperk van verdrukking aan. Uit vrees voor hun snel stijgend aantal en wassende macht trachtten de nieuwe Egyptische machthebbers het Joodse volk door het opleggen van zware herendiensten, die in de praktijk met slavernij op één lijn stonden, te vernederen en zodoende klein te houden. En toen dit niet voldoende hielp, bevalen de Farao’s kortweg alle mannelijke Israëlietische kinderen terstond na de geboorte te verdrinken.
Het was in den tijd van dit gebod, dat Mozes werd geboren. Zijn moeder verborg het kind drie maanden lang en toen zij het eindelijk aan den Nijl toevertrouwde, was het... in een biezen kistje.
Je weet, hoe volgens de overlevering het kistje bijtijds gevonden werd door Farao’s eigen dochter, die hem meenam en liet opvoeden. Mozes werd onderwezen in al de wijsheid der Egyptenaren en ontwikkelde zich tot een machtige persoonlijkheid.
Ondertussen vergat hij zijn afkomst niet: zijn hart bleef hangen aan zijn volk en hij ergerde zich over de vreselijke verdrukking. Eens zag hij, dat een Hebreeër door een Egyptenaar werd mishandeld; hij kwam tussenbeide en sloeg den Egyptenaar dood. Dit werd door den Farao zeer hoog opgenomen; Mozes viel in ongenade en vluchtte naar het schiereiland Sinaï. Hier kwam hij bij een rijken herdersvorst, Jethro geheten, die hem gastvrij opnam en met wiens dochter hij trouwde. Veertig jaar lang bleef Mozes bij Jethro; hier leerde hij niet alleen de streek kennen, waarheen hij later het bevrijde volk Israël zou leiden, doch in de eenzaamheid der woestijn moet bij hem het voornemen zijn gerijpt, om zijn volk van de heerschappij der Egyptenaren te verlossen. Door een Goddelijk wonder ontving hij de duidelijke opdracht, dat hij, in samenwerking met zijn broeder Aaron, Israël moest voeren uit het land der verdrukking naar Kanaän, het tegenwoordige Palestina. Dadelijk trok Mozes naar Egypte, waar Aaron hem in kennis bracht met de verzamelde stamhoofden.
Deze vaardigden nu Mozes en Aaron af naar den Farao, om voor Israël vergunning te vragen tot het houden van een offerfeest, waartoe het gehele volk drie dagreizen ver de woestijn zou intrekken. Dit was een list om den Farao gemakkelijker te bewegen, zijn toestemming tot den uittocht te verlenen. De Egyptische vorst weigerde dit goed te keuren. Hierop werd Egypte als straf achtereenvolgens door tal van plagen geteisterd. Na de tiende plaag (het sterven van de eerstgeborenen der Egyptenaren) zwichtte Farao en Israël kreeg verlof om te gaan. Hiermede begon de eigenlijke taak van Mozes, op wiens schouders nu de verantwoordelijkheid rustte, 600.000 mannen van twintig jaar en ouder, ongerekend de daarbij behorende gezinnen, tezamen dus wel een twee of drie millioen mensen, uit Egypte naar Kanaän te leiden.
Het had heel wat te betekenen, om met zo’n enorme menigte een onherbergzame woestijn door te trekken op weg naar een beloofd, doch totaal onbekend land, „overvloeiende van melk en honing”. Tal van moeilijkheden en gevaren ondervond hij op dien weg: het voedings- en drinkwatervraagstuk, vijandige volken, ziekten, oproer onder het eigen volk, enz.
De lotgevallen van de Hebreeën in de woestijn ken je al uit den Bijbel en staan onder „Israël” reeds vermeld. Mozes stelde, krachtens het aan hem verleende Goddelijke gezag, den theocratischen regeringsvorm in en ontving tijdens het verblijf in de woestijn de wet, die in hoofdtrekken aanwees, wat de Israëliet jegens God en den naaste verplicht was. Hij zette de organisatie van de menigte krachtig door, om met een aan orde en tucht gewend volk in Kanaän binnen te trekken. Bijna acht en dertig jaar lang zwierf Mozes met het volk door de woestijn, tevergeefs trachtend de grenzen van Kanaän te overschrijden. Ten slotte wist hij het beloofde land van de Oostzijde binnen te vallen. Mozes was toen 119 jaar oud, doch zijn lichaam was nog even krachtig als vroeger en hij bezat nog het gebruik van al zijn zintuigen.
De vervulling van zijn levenstaak was nabij. Aaron was reeds gestorven, toen hij de Arnon overstak, de Ammonieten versloeg, het rijk van Basan veroverde en de verbonden Midianieten en Moabieten vernietigde. Het land aan de ene zijde van den Jordaan was hiermee in zijn bezit en het overwinnende Israëlietische volk stond, tegenover Jericho gelegerd, gereed om het Land van Belofte binnen te trekken. Doch Mozes zelf zou geen voetstap in het Heilige Land mogen zetten; als straf voor een vroegere ernstige onbedachtzaamheid was hem dit bij voorbaat ontzegd. Den tijd," die hem nog restte, besteedde hij aan het houden van een volkstelling, het benoemen van zijn opvolger Jozua en de verdeling van het te veroveren grondgebied. Zijn loopbaan was hiermee ten einde en zegenend nam hij afscheid van de stammen Israëls.
Niemand was getuige van zijn dood. Geheel alleen beklom hij den kruin van den berg Nebo en keerde niet weer. Vruchteloos werd naar zijn lijk gezocht.
Dertig dagen lang duurde de rouw, waarmee het volk den geweldigen man huldigde, aan wien het zoveel te danken had.