Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Egypte

betekenis & definitie

Egypte is het land, dat zijn roem vooral te danken heeft aan zijn schitterend en geheimzinnig verleden. Als men over Egypte spreekt, denkt men dadelijk aan de zandvlakten, waaruit de pyramiden oprijzen, aan de sphinxen en aan den Nijl, de zo merkwaardige rivier, met die strook vruchtbaar land langs zijn oevers.

Alleen de Nijl heeft door alle eeuwen heen zijn betekenis weten te behouden en die pyramiden en sphinxen zijn slechts herinneringen aan een ver verleden.De Nijl is de onmisbare levensader van Egypte, zonder hem zou geheel Egypte een grote woestijn zijn; „Egypte is het geschenk van den Nijl”, het blijft waar, al is dit dan een ouderwetse themazin. Zijn water en slib heeft de woestenij langs zijn oevers veranderd in een vruchtbare vlakte, die iets kleiner is dan Nederland. Dat is het Oude Egypte. De tegenwoordige staat Egypte is veel groter, hij bevat ook nog grote stukken woestijn, die vroeger niemandsland waren.

De regenval is in Egypte zeer gering en de landbouw is dan ook geheel aangewezen op de bevloeringen door die machtige rivier.

Een uitgebreid kanalenstelsel met sluizen en stuwen bevordert, dat het water van den Nijl gelijkelijk over de verschillende akkers wordt verdeeld en verder kan doordringen dan anders mogelijk zou zijn.

Die overstromingen van den Nijl en de verdeling van het water maakten het reeds in de Oudheid noodzakelijk, dat de gehele bevolking samenwerkte en dat er een goede centrale leiding was. Reeds 4000 jaar vóór Christus stond dan ook Egypte al onder een sterk centraal gezag. Enige koningen, die als goden vereerd werden, voerden in de verschillende rijkjes, die langs den Nijl lagen, het bewind. Maar al spoedig bleek, dat die verschillende rijkjes elkaar benadeelden, ieder zorgde voor zichzelf en vaak kregen zodoende de gronden, die dichter aan de monding der rivier lagen, niet voldoende water. De sterkere rijken veroverden de zwakkere en ± 3700 voor Christus bestond geheel Egypte uit één Rijk, dat Memphis tot hoofdstad had.

Onder de eerste dynastieën van het Oude Rijk, dat van — 3000 tot ± 2800 voor Chr. duurde, werden de bekende pyramiden gebouwd, de reusachtige koningsgraven, die getuigen van de enorme macht der pharao’s. Want den Egyptischen koning sprak men nooit met zijn naam aan, maar met het woord Pharao, dat Heer betekent.

Duizenden, tienduizenden en misschien wel honderdduizenden slaven werkten jaren aaneen aan die reusachtige steenklompen; tientallen kunstenaars beijverden zich om de gang, de binnenkamers en de grafkamer te versieren met de voorstellingen van de heldendaden van den vorst, die hier eens begraven zou worden. Prachtige voorwerpen gaf men den overleden vorst mee in zijn graf en aan deze voorwerpen en wandschilderingen danken we een belangrijk deel van de kennis, die we over dit tijdperk bezitten.

In het binnenste van de pyramide ligt de mummie van den overleden vorst in prachtig bewerkte en versierde kisten, die om elkander heen sluiten.

Als de pharao gestorven was, werden hem het hart en de ingewanden uit het lichaam genomen en het overblijvende werd geconserveerd, gebalsemd noemt men dat.

Tenslotte werd het stoffelijk overschot geheel in windsels gewikkeld en dan was de mummie gereed.

Zo komt het, dat de Europeanen, die thans ter wille van de wetenschap die graven openen, deze mummies in vrij gaven toestand terug vinden.

In de alleroudste tijden had elk Egyptisch staatje, elke landstreek, ja zelfs wel eens elke stad zijn eigen goden. Toen nu die vele staatjes tot één geheel samensmolten, werden behalve de plaatselijke oóden ook overal doóden van de machtigste steden vereerd: Osiris, Amon en Ré. Prachtige tempels werden aan hen gewijd. Osiris was de god van het ontwakende leven, Amon en Ré waren beide zonnegoden, maar ieder in een andere streek. Later werden zij tot één godheid verenigd: Amon-Ré. Sterk voelden de mensen de afhankelijkheid van de goden en de priesters namen als bemiddelaars tussen de goden en de mensen dan ook een belangrijke plaats in het godsdienstige leven der mensen in; later kregen de priesters ook invloed op het maatschappelijke en politieke leven.

Veel wat we van het godsdienstige leven der Egyptenaren weten, danken we aan tempel- en grafopschriften. De Egyptenaren geloofden in het leven na den dood en ook in het laatste oordeel (zie: Dodengericht).

Zoals altijd en overal in de wereld had ook het Oude Rijk zijn tijd van opkomst, van bloei en van ondergang.

Langzamerhand kregen de stadhouders der provincies te veel macht en de koning was niet krachtig genoeg, om daartegen op te treden. Het grote rijk viel uit elkaar.

Egypte kwam pas weer tot nieuwen bloei, toen de vorsten uit het; Zuiden zich van de macht meester maakten (± 2100 v. Chr.) Nu begon het Middenrijk, Thebe werd de residentie der pharao’s. Wel handhaafden ook de nieuwe heersers het leenstelsel, maar toch was de eenheid groter dan in het Oude Rijk. Amon-Ré wordt nu door het gehele land vereerd.

Lang duurde de bloei van het Midden-Rijk niet. De zwakke heersers konden geen weerstand bieden aan de invallen van een vreemd volk, de Hyksos, die zich ± 1700 (1800?) vóór Chr. geheel van het rijk meester maakten. Bijna anderhalve (2(1/2 ) eeuw zuchtte het Egyptische volk onder het juk der Hyksos, toen eerst wisten ze zich vrij te maken en begon het zogenaamde Nieuwe Rijk (± 1570 tot ± 1050 voor Chr.).

Nu kon Egypte zich naar buiten uitbreiden: Syrië, Klein-Azië, Palestina en Nubië werden veroverd. Te Luxor en Karnak verrezen reusachtige tempels, die aan AmonRé gewijd werden. De koningen lieten gedurende dit tijdperk geen pyramiden meer bouwen, maar werden in diep in de rotsen uitgehouwen grafkamers bijgezet.

Toen echter in de 14de eeuw Amenophis IV (Ichnaton) den troon besteeg, begon de krijgsroem te tanen.

Geen held, maar een godsdienstig dromer regeerde over Egypte. Hij was niet meer tevreden met de oude verering van AmonRé en de priesterheerschappij; hij schiep een nieuwen godsdienst, die zijn hoogtepunt vond in de verering van den zonnegod Aton. Het was een volkomen monotheïstische godsdienst, die enige overeenkomst vertoonde met het latere Christendom (zie ook: Monotheïsme). Een nieuw gebouwde stad werd aan Aton gewijd: El-Amarna. Hierheen verplaatste Amenophis zijn residentie. Zijn onderdanen en omgeving begrepen hem niet. Ze voelden niets voor den nieuwen godsdienst en dezen énen God. De godsdienst was hun te eenvoudig, hij voldeed niet aan hun behoefte aan goden voor elk onderdeel van het menselijk leven.

De Amon-priesters, die hun groten invloed op den vorst geheel verloren hadden en daarmede hun macht, zonnen op wraak.

Het weinig krijgshaftige optreden van Amenophis IV veroorzaakte, dat de Syriërs zich weer van de Egyptische heerschappij konden bevrijden.

Van alle kanten vielen rondtrekkende nomadenstammen Egypte binnen. Nu greep de legeraanvoerder Hor-em-heb naar de macht en herstelde de orde. Ichnaton stierf kort daarop en met hem daalde zijn groots opgezette Aton-dienst ten grave.

De bekende Toet-anch-amon was de schoonzoon van dezen Amenophis IV; hij is echter reeds als jongeling gestorven en nooit aan de regering geweest. Jullie hebben daarom alleen zijn naam wel eens gehoord, omdat de geleerden zijn rotsgraf opengelegd en onderzocht hebben.

In al de eeuwen, waarover we jullie nu zo het een en ander verteld hebben, is er in de beschaving van Egypte weinig veranderd. Egypte lag te afgelegen, om veel invloed van buiten te ondergaan en de priesters en pharao’s stonden op het standpunt, dat het ontoelaatbaar was het oude te veranderen. Nu begrijpen jullie, waardoor er in den godsdienst eri in de kunst langzamerhand een zekere starheid was ontstaan.

De hoogte, die de kunst in het Oude Rijk bereikt had, was buitengewoon; we kennen prachtig schilder- en beeldhouwwerk, meest reliefs uit dezen tijd, maar alles, wat later kwam, verschilde er niet noemenswaard van, het was slechts namaak van de oude vormen, zonder nieuwen geest.

Typisch is de Egyptische manier van persoonsschilderingen: de voeten en het hoofd van opzij, het overige lichaam van voren gezien.

Over hun merkwaardig schrift vertellen we onder Hiëroglyphen.

Na den val van het Nieuwe Rijk (± 1050 voor Chr.) maakte Egypte een veelbewogen tijd door: priesterregering, vreemde overheersing en bevrijding volgen elkander snel op.

Voor ’t eerst horen we dan ook over Egypte als handelscentrum spreken, en doen ook de handeldrijvende Grieken er hun intrede. Van dezen tijd af horen we ook van Egypte uit Griekse berichten.

Zo goed als de krachtige, bloeiende Griekse steden zich tegen ’t opkomende Perzië wisten te verdedigen, zo slecht verging ’t dit innerlijk verdeelde en zwakke Egypte.

Na de Perzische overheersing kwam Egypte onder de wereldheerschappij van Alexander den Grote. Na Alexanders dood besteeg diens stadhouder Ptolemaeus den troon en de Ptolemaeën regeerden met afwisselend succes tot 31 voor Christus; dan lijft Octavianus Egypte bij ’t Romeinse Rijk in. Tot groten bloei komt Egypte niet meer en onder het Mohammedaanse bewind, dat in 639 begint en eerst in 1798 eindigt, gaat Egypte snel bergafwaarts. Het centrale gezag ontbreekt, de bevloeiingswerken vervallen en de landbouw, de voornaamste levensbron van den Egyptenaar, gaat te loor.

Eerst in den loop der 19de eeuw komt Egypte weer in het middelpunt der algemene belangstelling na het doorgraven van de landengte van Suez (1858—1869), dat van groot belang was voor de koloniale bezittingen der Europese mogendheden. Omstreeks 1800 verovert Napoleon Egypte, maar al spoedig moet hij Egypte weer prijs geven en Engeland vestigt er zijn invloed. Vervolgens wisselen Engelands en Frankrijks invloed elkander af. Onder Mehemet Ali wordt Egypte hoe langer hoe onafhankelijker ten opzichte, van Turkije, welks sultan in naam de leenheer van Mehemet Ali was. Frankrijk en Engeland helpen Mehemet Ali het bestuur, den landbouw en de industrie te hervormen en uit te breiden. De ontwikkeling ging te snel. Al die hervormingen kostten handen vol gelds en Egypte komt diep in de schuld bij zijn Europese geldschieters. Engeland en Frankrijk eisen dan en verkrijgen ook toezicht op de Egyptische financiën. In het land zelf barst een hevig protest los (1882). Engeland bezette toen Egypte en nam het heft in handen. Toch hielp Engeland de Egyptenaren krachtig vooruit en in 1922 wordt Egypte onafhankelijk verklaard en als een constitutionele monarchie ingericht, waarin Engeland echter invloed blijft behouden, tot in 1936 de volledige onafhankelijkheid van Egypte erkend wordt en het als zelfstandige staat zijn intree doet in den Volkenbond.