Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Mozart

betekenis & definitie

Johannes Chrysostomus Wolfgang Gottlieb Mozart (1756—1791), meer bekend onder de voornamen Wolfgang Amadeus (Latijnse vertaling van Gottlieb), was een van de grootste componisten. Hij werd op 27 Januari 1756 te Salzburg geboren, waar zijn vader „Hofmusikus” in het orkest van den bisschop was.

Reeds in zijn prilste jeugd toonde de jongen een buitengewoon muzikaal talent. Toen hij vier jaar oud was, begon zijn vader hem geregeld piano-onderricht te geven en een jaar later kreeg hij vioollessen.

Wolfgang was wat men tegenwoordig een „wonderkind” noemt. Ook zijn vijf jaar oudere zuster Maria Anna speelde reeds op haar negende jaar bewonderenswaardig piano.

In 1762 maakte vader Mozart met zijn beide kinderen een kunstreis naar München en Weenen, waar de kleine Wolfgang door zijn meesterlijke improvisaties en voordrachten op de piano en op de viool het publiek in verrukking bracht. Evenveel bewondering oogstte hij in 1764 te Parijs en te Londen.

In deze jaren verschenen zijn eerste composities: sonates voor viool en piano en een symphonie. Hij schreef deze voor zijn leeftijd veelbelovende muziekstukken, toen hij enige weken wegens ziekte niet mocht uitgaan.

In 1768, hij was toen 12 jaar oud, kreeg hij van keizer Frans Joseph opdracht een komische opera „la finte semplice” te componeren, die echter niet uitgevoerd werd, omdat de Weense musici tegen den wonderknaap hadden geïntrigeerd. In 1769 schreef hij zijn tweede opera „Bastien en Bastienne”.Ongelooflijk was zijn muzikaal geheugen. In Rome had hij het Miserere van Allegri tweemaal gehoord en thuisgekomen schreef hij uit het hoofd de partituur zonder fouten op. Te Salzburg teruggekeerd, componeerde hij in de jaren van 1772 tot 1777 verschillende opera’s, operettes en missen.

De bisschop benoemde hem tot hof- en dom-organist, maar behandelde hem tegelijkertijd zo laatdunkend en vernederend, dat de jonge kunstenaar zijn dienst verliet en in 1781 naar Weenen verhuisde. Hier trad hij in het huwelijk met Constance Weber en werd hij later door den Keizer aangesteld tot „kamercomponist” op een jaarlijks inkomen van 800 gulden. Inmiddels kwam zijn genie tot volle ontplooiing, waarvan getuigen de opera’s „Figaro’s Hochzeit”, „Don Juan”, „Die Zauberflöte”, „Die Entführung aus dem Serail”, „Cosi fan tutte” en verschillende symphonieën, o.a. de beroemde Jupiter-symphonie en 15 missen en motetten, waaronder het „Ave verum”, een „Hemels gebed”, zoals de Franse componist Berlioz het terecht noemde.

Maar het onvermoeide, soms koortsachtige werken had het zwakke gestel van Mozart ondermijnd. Zijn laatste werk was het bekende Requiem. Terwijl zijn geest nog met de compositie van de laatste maten bezig was, stierf hij op 5 December 1791 aan de tering, nog geen 36 jaar oud. Wij weten niet met zekerheid, waar hij begraven is, maar in 1842 werd in Salzburg zijn standbeeld in brons opgericht en in latere jaren een allegorisch monument op de plaats, waar vermoedelijk zijn stoffelijk overschot te Weenen rust.