Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Middeleeuwen

betekenis & definitie

De geschiedenis van Europa en de onmiddellijk aan dit werelddeel grenzende gebieden wordt gewoonlijk in een aantal tijdperken verdeeld, n.l. de Oude Geschiedenis, de Middeleeuwen, de Nieuwe en de Nieuwste Geschiedenis.

Het is onmogelijk deze perioden scherp te begrenzen. Gewoonlijk rekent men tot de Oude Geschiedenis die der landen om de Middellandse Zee, o.a. Egypte, Babylonië, Perzië, Griekenland en Rome, tot aan den val van het West-Romeinse rijk (476 n. Chr.). Dan komen de Middeleeuwen, wier eindpunt men meestal laat samenvallen met de ontdekking van Amerika (1492). De Nieuwe Geschiedenis loopt tot de Franse Revolutie en de Nieuwste Geschiedenis begint dus in 1789.

Het is natuurlijk niet mogelijk hier de geschiedenis der Middeleeuwen te behandelen. Heel erg in vogelvlucht gezien, kan men zeggen, dat bij het aanbreken van dit tijdperk Europa door de Volksverhuizingen en het verdwijnen van Rome’s gezag in een groten staat van verwarring verkeerde. Langzamerhand kwam er, meestal door het recht van den sterkste, enige orde en ontstond er een steeds minderend aantal vrijen tegenover een steeds wassend aantal onvrijen. Uit de weinige vrijen ontstonden de vorstengeslachten, die over grote gebieden regeerden, welke zij echter door de gebrekkige verkeersmiddelen niet konden beheersen noch verdedigen. Het leenstelsel voorzag in dit gebrek. Doch de leenmannen werden steeds machtiger en derhalve de macht der vorsten geringer.

Daarnaast trad de Kerk als derde grote macht op en een deel der Middeleeuwen wordt gekenmerkt door den strijd tussen Kerk en Staat. Door de Kruistochten werden de machtsverhoudingen weer geheel anders; zeer velen keerden nimmer terug en zij, die thuis gebleven waren, profiteerden niet zelden. Intussen kwamen de steden, de poorters, tot welvaart en vormden weldra een macht van betekenis. Met hun hulp wist de vorst de overmacht van den adel te fnuiken en zijn centraal gezag te herstellen. Zo beginnen zich tegen het eind der Middeleeuwen de grote rijken en ook de nationaliteiten af te tekenen, waarvan er vele nog bestaan; rijken, waarin het oppergezag bij den Vorst berustte. Daarnaast een adelstand met verminderde, maar nog lang niet gebroken macht, en een burgerstand, wiens macht en aanzien met den dag toenamen. O.a. door de ontdekking van Amerika en den weg naar Indië kwam deze burgerstand het krachtigst tot ontwikkeling.