Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Europa

betekenis & definitie

Het kleinste der werelddelen, maar stellig nu nog ’t belangrijkste! Zó belangrijk, dat we er hier natuurlijk niet aan kunnen beginnen, Europa uitvoerig te beschrijven. Heel wat interessante steden, rivieren, landschappen in Europa zul je zo voor en na in deze Encyclopedie tegenkomen en de rest leer je natuurlijk op school.

Wij laten hier dus alleen een kort overzicht volgen:Europa, een schiereiland van het reusachtige Azië, is nog geen vierde van het oppervlak van dat andere oude werelddeel.

7.5% van de gehele oppervlakte der aarde wordt door Europa ingenomen, meer niet.

De grens tussen Europa en Azië is vrij willekeurig. De meesten laten haar over den kam van den Oeral en langs de rivier van denzelfden naam lopen, dan door de Kaspische Zee, door de dalen van Koera en Rion naar de Zwarte Zee (gelijk men ook nu nog gewoonlijk aanneemt) en tenslotte door de straat van Konstantinopel en de Dardanellen.

De zuid-, west- en noordgrens zijn kusten, die sterk geleed zijn en ontelbare schiereilanden bevatten, waarvoor talloze eilanden van allerlei vorm en samenstelling, gegroepeerd en alleen liggen. Europa is buitengewoon rijk aan eilanden, een vijftiende deel van het gehele landoppervlak bestaat uit eilanden.

Natuurlijk is Engeland het grootste eiland, dan volgen Ijsland, Ierland, Nova-Zembla, Sicilië en Sardinië.

Voor de kust van Noorwegen liggen in groten getale kleine eilandjes, als losgekruimeld van het vaste land.

Die lange en diep versneden kust maakt, dat de afstand van de steden in Europa tot de kust gemiddeld gering is, vooral ook door de diep in het land dringende binnenzeeën en randzeeën als de Witte Zee, de Oostzee, de Noordzee, de Middellandse Zee met de Adriatische en de Egeische Zee en de Zwarte Zee.

Als jullie de kaart van Europa bestuderen, zullen jullie zien, dat — afgezien van Zwitserland — verreweg het grootste gedeelte van dit vasteland uit laag- of heuvelland bestaat; alleen Noorwegen, Italië en Spanje bestaan voor het grootste deel uit bergland evenals de Balkan. Hongarije wordt omsloten door een keten van hoge bergruggen. Maar al deze bergruggen vallen in ’t niet bij de Alpen, die practisch in het hart van Europa liggen en minder om hun hoogte of woestheid dan wel door de plaats, waar zij liggen, altijd veel last veroorzaakt hebben. Juist misschien omdat ze in een werelddeel liggen, waar ’t verkeer zo makkelijk gaat over de talloze rivieren, over de zee en over ’t vlakke land.

Het klimaat van Europa toont weinig grote verschillen, alleen het allernoordelijkste deel behoort tot de poolgebieden en het Zuiden tot de subtropische, maar verreweg het grootste deel rekenen we tot de gematigde zone.

De ligging — aan de oostzijde tegen het grootste continent Azië en overigens omgeven door zeeën — maakt, dat westenwinden in Europa een grote rol spelen en dat in het grootste deel van dit werelddeel de invloed van de zee merkbaar is, vooral ook, omdat de warme, vochtige winden uit den Atlantischen Oceaan, „de warmste zee der aarde”, overal over het vlakke land kunnen binnendringen.

Daardoor komt het, dat overal in Europa de temperatuur hoger is dan in andere gebieden der aarde, die op dezelfde breedte liggen.

De plantenwereld wordt in Europa, evenals overal elders op aarde, bepaald door de mogelijkheden, die de bodem biedt, door het klimaat en door het ingrijpen van den mens.

In het koude Noorden liggen de toendra’s. In die uitgestrekte gebieden vinden we naast allerlei mossen en korstmossen ook hier en daar grassen en lage struiken. Daar leeft de Lap met zijn uitgestrekte kudden. Vaak staan zijn hutten op de grens van de toendra en het woudgebied, dat in ’t Noorden vooral uit berken en naaldbomen bestaat; verder Zuidwaarts verdringen de loofbomen de berken en nog weer zuidelijker ook de naaldbomen.

In West-Europa heeft de mens dezen toestand verstoord, moeten verstoren, omdat hij den grond, den bodem zelf, nodig had, om er te wonen, maar vooral ook, om er het nodige voedsel op te kunnen verbouwen.

Daar, waar het droog is, ontbreken de bomen en heerst de grassteppe; de eenzame poesta’s van Hongarije, die jullie natuurlijk allemaal kennen van foto’s of film, zijn er het sprekende voorbeeld van.

In het gebergte houdt op een hoogte van 1700—1800 M. de boomgroei op; daarboven groeien op beschutte plekjes slechts enkele mossen en bloemen.

De bevolking van Europa bestaat bijna uitsluitend uit volken van het blanke ras. In het Noorden leven vooral lange, blonde Teutonen. In het Zuiden de kleinere, bruine Alpinen.

In het Oosten leven vertegenwoordigers van vele verschillende rassen en rasjes, waarmee we jullie verder niet zullen vermoeien.

Vooral in West-Europa heeft de bevolking zich opgehoopt. De ene grote stad ligt hier naast de andere. Hier zijn wij in het hart van het industriële leven, dat kenmerkend is voor West- en Midden-Europa. Landbouw en veeteelt komen hier in de tweede plaats. Hongarije is nog een echte landbouw- en veeteeltstaat en met Rusland is ’t zelfde het geval.

Typisch zijn de grote verschillen, die de staten en staatjes vertonen.

Heel duidelijk komt wel uit, dat elk volk een eigen karakter heeft, dat in veel gevallen en voor een deel geworden is door den band, die een bepaalde groep bindt aan den bodem, welken ze bezet en welken ze bewerkt, voor zover de mogelijkheden van dien bodem dat toelaten.