(1801—1876) was een van de voornaamste staatslieden en geschiedkundigen uit het midden der vorige eeuw.
Hij werd in 1801 in Voorburg geboren, bezocht het gymnasium te ’s-Gravenhage en ging daarna te Leiden, eerst in de rechten en daarna in de letteren studeren.
In 1823 promoveerde hij zowel in de faculteit der Letteren als in de faculteit der Rechten.
Hij werd spoedig referendaris en secretaris van het Kabinet des Konings en hield zich in dien tijd vooral met staatkundige studiën bezig, hoewel zijn eigenlijke belangstelling toch meer lag bij de studie van de Vaderlandse Geschiedenis.
In 1843 brengt hij een half jaar te Parijs door, o.a. om te zoeken naar gegevens, die zijn vondsten in het Koninklijk Huis-Archief te den Haag konden aanvullen.
Als hij weer in Holland teruggekeerd is, begint hij de omvangrijke systematische uitgave van den inhoud van ’t Koninklijk Archief in het Frans. Deze zeer belangrijke uitgave, kortweg „Les Archives” genoemd, was tevens een baanbrekend werk in Nederland.
Tussen 1841 en 1846 gaf hij een handboek voor de Vaderlandse Geschiedenis uit, waarin hij geheel nieuwe opvattingen en verklaringen gaf over historische gebeurtenissen, b.v. over den opstand tegen Spanje.
Als politicus-kamerlid werd hij stichter van de tegenwoordige Anti-Revolutionaire partij. Zijn betekenis als zodanig is welhaast niet te overschatten. De gehele politieke constellatie, tot op dezen tijd nog, is niet te verklaren, als men niet rekent met het werk van Groen van Prinsterer zowel als met dat van Abraham Kuyper.
Tijdens den schoolstrijd keerde hij zich fel tegen de gedachte van de openbare neutrale school en eiste hij openbaar onderwijs op christelijken grondslag. Tot zijn grote teleurstelling is daar toen echter niets van gekomen, doch een latere tijd heeft veel, van wat hij wenste, toch verwezenlijkt gezien.