Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Parijs

betekenis & definitie

Als we het ooit nog eens tot de Verenigde Staten van Europa brengen, dan zal ons „Kapitool” zeker ergens in de buurt van de Champs-Elysées verrijzen. Parijs is feitelijk al sedert meer dan 300 jaren de hoofdstad van dit werelddeel.

In Parijs vindt ge alles, wat ge in andere hoofdsteden vindt — en toch ...En toch... ligt de voornaamste aantrekkelijkheid der Seine-stad niet in haar stedeschoon of haar rijkdommen. Zij ligt — bovenal — in die bekoring, welke iedereen heeft ondergaan, die, was het slechts één uur, zonder kaart en zonder gids, ronddwaalde langs haar straten.

Is het de glorievolle geschiedenis, sprekend uit welhaast elken steen? Is het dat zachte, zilveren licht, die zon als oud brons, die gevels als van fluwelig „petit-gris”, dat staat tegen diepe, zwarte schaduwtoetsen? Zijn het de gezellige, smaakvolle etalages, de knusse café-terrassen, nodend tot neerstrijken om het andere huis, de naar zuidelijke streken riekende uitstallingen van vlees, groenten en aardappels en heel het verdere menu op de stoep? Is het de huiselijkheid der straat en de uithuizigheid der mensen? Of is het misschien de lieve, vrolijke glimlach der Parisiennes?...

Waarschijnlijk ligt het in dit alles bij elkaar. Parijs is de stad, waarover een goedgeefse fee al haar schone gaven heeft uitgestort, en tot zelfs over de heerlijke omstreken straalt, nog vele kilometers ver, dat „klimaat” van opgewektheid en harmonie, door de eeuwen gepolijste kultuur en versnelden polsslag van levens-rhythme, dat kenmerkend is voor haar geest, haar ziel.

Wanneer gij het voorrecht hebt Parijs te bezoeken, kijk dan niét door de ogen van uw „Guide Bleu”, en ga bij voorkeur niet langs de door de touringcar doorploegde wegen van uw „Baedeker”. Zie zelf, en leer zelf lopen. Wil niet te veel gezien hebben, werk geen lijstjes af. Bezoek desnoods de helft minder, doch zet de deuren en vensters uwer ziel open voor wat ik noemde de onuitsprekelijke 'bekoring, en ge zult over u voelen komen niet den druk van te veel musea en monumenten, maar de lichte dronkenschap dier sprankelende champagne, welke het „leven” is dezer stad.

Maak een plan, een programma met dagindeling. Niet volgens den plattegrond der gebouwen met een, twee, drie sterretjes, neen, in dezen trant: een ochtend voor het Ile de la Cité, een voor het Luxembourg (het park, het museum, het paleis van den Senaat en omgeving), een voor $e Place des Vosges en omstreken, enz. Eén nacht voor de Hallen, en een voor den boulevard de Clichy... Natuurlijk moet ge het Louvre bezoeken, en Cluny, het graf van Napoleon, de Sainte-Chapelle, de Notre-Dame, de Conciergerie. Doch... zo de tijd te krap is... offer gedurende uw eerste bezoek aan Parijs liever de kerken en musea op dan de straat. Vóór alles moet ge u doordringen laten van de atmosfeer.

Iets wat ge kennen moet, vóór ge op reis gaat, is de geschiedenis dezer stad. Een grootse historie heeft op honderd pleinen en gebouwen haar stempel gedrukt, en één van de schoonste aandoeningen, welke ge ondergaan kunt, ligt in het herinneren en verbeelden der gebeurtenissen, die zich hebben afgespeeld op het punt, waar ge staat.

In de dagen, toen Julius Caesar zijn veldtocht in Gallië ondernam, had een Gallische volksstam, die der Parisii, zijn bescheiden hoofdstad, Lutetia, gebouwd op het grootste van een groep van zes eilanden in de Seine. Uit deze nederige verzameling van hutten en schansen, met beide oevers door een smalle houten brug verbonden, is de „Ville Lumière” gegroeid. Ongeveer 50 voor Chr. komt dan Caesar en met hem strijd: de Parijzenaars verzetten zich, — vergeefs — de Romein blijft de baas.

In steen herbouwd, neemt Lutetia een nieuwe vlucht. De Seine-vaart ontwikkelt zich; de schippers kregen groten invloed in de behartiging der openbare zaak.

Het Christendom werd omstreeks het jaar 250 door Saint-Denis naar Lutetia gebracht. Hij was de eerste bisschop der stad, en stierf den marteldood door het zwaard op Montmartre (Berg der Martelaren).

Lutetia was nog slechts een klein „provincie”-nest, een „strategisch punt”, toen (in het jaar 305) de Romeinse keizer Constantinus Chlorus zich er een paleis deed bouwen, niet op het eiland, doch op den linker-oever, beter dan de overkant beschermd tegen de invallen der barbaren. Dit paleis, omstreeks 361 door Julianus Apostata belangrijk vergroot en omgeven door uitgestrekte parken, werd het geliefkoosde zomer-verblijf van den keizer. Het enige, wat er van over is, zijn de thermen bij den tuin van Cluny. Uit dienzelfden tijd dagtekenen ook de „Arènes de Lutèce”, die zijn blootgelegd.

In de Vle eeuw verwisselde Lutetia volgens de mode van dien tijd haar naam voor dien van haar inwoners. Het werd Civitas Parisiorum: de stad der Parijzenaars.

In 451 scheelde het maar weinig, of de stad was geplunderd door de Hunnen, onder Attila. Sainte Geneviève, een herderinnetje, dat het geestelijk kleed had aangenomen, redde haar.

Clovis, de eerste Christen-koning (508), stichtte de basiliek van den H.H. Petrus en Paulus op een heuvel, later, toen de H. Geneviève er begraven lag, montagne Sainte-Geneviève geheten.

Toen Childebert I, zoon van Clovis, de tuniek van den H. Vincentius had ontrukt aan de West-Gothen in Spanje, deed hij een prachtige abdij bouwen om haar erin te bewaren. Deze kerk, waar het stoffelijk overschot van St. Germain, bisschop van Parijs, was bijgezet, werd Saint-Germaindes-Prés genoemd. Een voorstad ontwikkelde er zich: de Faubourg St. Germain.

Karel de Grote en zijn nazaten veronachtzaamden Parijs en woonden bij voorkeur in Aken. Toen in 885 de Noormannen, na de Seine te zijn opgevaren, de stad belegerden, bood deze een heldhaftigen tegenstand. Na dertien maanden verscheen ten slotte Karel de Dikke op de heuvels van Montmartre. Doch in plaats van te vechten, gaf hij de voorkeur eraan den aftocht van de Noormannen te kopen. Verontwaardigd zwoer het volk hem af, en de Graven van Parijs, koningen van Frankrijk geworden, stichtten de dynastie der Capets.

Van toen af dagtekent feitelijk de bloei der stad als centrum van ’t land en dus ook van kunst en intellect. De romaanse stijl maakte plaats voor de gothische. Het tijdperk der grote kathedralen brak aan. Notre Dame werd gebouwd (1163—1235).

In het begin der Xlle eeuw stichtte de bekende Abélard een school voor logika, welke de grondslag vormde voor de Parijse universiteit. Van over de gehele wereld kwamen de leerlingen. In het begin der XlIIe eeuw vormden studenten en professoren bijna 1/5 van de bevolking der stad.

Robert de Sorbon, kapelaan van Louis IX (Lodewijk de Heilige, 1226—1270) richtte een college in de theologie op, dat later de Sorbonne werd. De herinnering aan Lodewijk den Heilige is ook verbonden aan de Sainte-Chapelle, het juweel, dat nog heden volmaakt ongeschonden te bewonderen valt, en dat hij bouwen liet om er de doornenkroon van Christus te bewaren...

Doch wij moeten dit overzicht bekorten. Dus passeren wij stilzwijgend Jeanne d’Arc, gewond voor de wallen (1429) bij een vergeefse poging om de stad te heroveren; — Villon, den vrolijken bard, patroon der „Bohémiens”; — Rabelais, den pastoor van Meudon, wiens zo diep menselijke werken het exuberante leven van het Parijs dier dagen, het Parijs der Renaissance, zo prachtig voor ons doen opleven.

We gaan ook snel de tragische jaren der godsdiensttwisten voorbij, en Catherine de Médici. Maria de Medici deed voor zich het Luxembourg bouwen, en — enkele jaren later — Richelieu het Palais-Cardinal, heden het Palais Royal.

Richelieu sticht ook de Académie Française. Zijn opvolger, Mazarin, de Academie van Beeldhouw- en Schilderkunst. De Academie van Architectuur dankt haar ontstaan aan Colbert, en die der Schone Kunsten aan Bonaparte. Thans zijn de 5 Academies verenigd in het Institut. De woning van Mazarin werd Bibliothèque Nationale.

Lodewijk XIV deed de muren van Parijs neerhalen. De brede wandelwegen, die ervoor in de plaats kwamen, heten thans grote boulevards. Alleen twee poorten zijn blijven staan: de porte St. Denis en de porte St. Martin. Het straten-complex met een paar millioen inwoners, dat men in onzen tijd ten Noorden van de grote boulevards vindt, was onder Lodewijk XIV een verzameling voorsteden, waarnaar enkele straten nog heten.

Onder Lodewijk XV werd de place de la Concorde aangelegd als place Louis XV.

De herinneringen aan de Grote Revolutie zijn te talrijk, om ook maar eraan te denken de voornaamste op te sommen.

Onder het Tweede Keizerrijk is Parijs weer de briljantste stad ter wereld. Haussmann haalt hele wijken van oude, bochtige straatjes neer. Hij ziet breed, voorziet de verkeerseisen van bijna een eeuw, schenkt lucht en longen aan het centrum, trekt brede avenuen met passer en liniaal, bouwt kazernes op de strategische punten, voorzorg tegen mogelijke relletjes. In 1869, het jaar van de Wereldtentoonstelling, is Parijs een en al zorgeloosheid. Doch onweerswolken stapelen zich op. Een jaar later breekt de oorlog uit, welke een reeks rampen met zich zou brengen voor Frankrijk en Parijs.

Den 4en September (rue du Quatre Septembre) roept Gambetta — op de trappen van het Panthéon — de Republiek uit. Twee wreken daarna begint het beleg. En spoedig de barre koude en de hongersnood. In dezelfde „Spiegelzaal” van het kasteel te Versailles, waar 28 Juni 1919 Wilson, Clemenceau, Lloyd George en de andere gedelegeerden der Geallieerde Mogendheden den Duitsers de teruggave van den Elzas en Lotharingen zouden afdwingen, werd 18 Januari 1871 de koning van Pruisen tot keizer van Duitsland uitgeroepen. Dan, van 2 April tot 21 Mei, woedt in Parijs opnieuw de Commune: het stadhuis, de Tuilerieën, de zetel van het Legioen van Eer worden door het gepeupel verbrand.

Doch de onverwoestbare veerkracht, die deze stad reeds zo vaak weer spoedig er bovenop had gebracht na de meest benarde tijden, en die waarschijnlijk ook in de komende jaren de wereld nog weleens nu en dan verrassen zal, deed alle doorgestane ellende, in de jaren na 1871 zo goed als in die na den groten oorlog, gauw weer vergeten. Parijs blijft de hoofdstad van kunsten en wetenschappen, — de hoofdstad ook van weelde en vermaak. Het is misschien meer dan enige andere de stad van politieke twisten, en opzienbarende schandalen; het blijft de stad, waar het prettig leven is voor den vreemdeling zowel als voor den inwoner.

Meer dan enige andere hoofdstad ter wereld is Parijs het middelpunt van het land. Werp een blik op een kaart van Frankrijk: alles concentreert zich op Parijs. Geen andere stad in Frankrijk steekt ook maar in de verste verte Parijs naar de kroon, dat al bijna 5 millioen inwoners telt. Dank zij deze bevoorrechte ligging kon het niet anders, of Parijs moest alle levenssappen van het land tot zich trekken. Het zachte klimaat doet de wijnstokken bloeien in de tuinen der banlieu; de winters in Parijs zijn mild, en als het er vaak regent, nooit regent het lang.

Wanneer ge voor het eerst enkele dagen naar Parijs gaat, begin met u een goeden plattegrond aan te schaffen, waarop het ondergrond-net duidelijk staat aangegeven. Zie: Métropolitain.

Vermoei u niet met het inprenten van straat-namen. Onthoud slechts dit:

De stad wordt door de Seine verdeeld in een Noordelijke en een Zuidelijke helft („rive droite” en „rive gauche”). Beide oevers lopen min of meer glooiend naar de rivier toe, zodat ge veelal uit het hellen van de straat kunt opmaken, naar welken kant ge u beweegt.

Rondom die stad: twee gordels van boulevards. De buitenste (op de plaats der gesloopte forten) kan praktisch buiten beschouwing blijven. De binnenste gordel (in de wandeling: „boulevard extérieur”) voert u van Montmartre (place Pigalle) naar de Etoile; — de rest kunt ge ook alweer veilig veronachtzamen.

Verder hebt ge in het Noordelijke gedeelte slechts twee lijnen in het oog te houden: a) wat wij gemeenlijk noemen „de grote boulevard” (place de la République — Madeleine); en b) de voornaamste OostWest-verbinding: place de la Bastille — rue Saint-Antoine — rue de Rivoli — ChampsElysées, aan het einde waarvan ge opnieuw op de place de l’Etoile uitkomt.

Op den Zuidelijken oever hebt ge dienovereenkomstig twee grote lijnen, evenwijdig aan de Seine: de boulevard Saint-Germain, en — verder naar het Zuiden — de boulevard de Montparnasse, het centrum van het jonge artisten-leven, de „vie de Bohème”...

En ten slotte onthoudt ge den groten weg van Noord naar Zuid: boulevard de Strasbourg — boulevard de Sébastopol — boulevard Saint-Michel.

Ziedaar het geraamte, of liever het zenuwstelsel, dezer stad. Kent ge en herkent ge deze lijnen, dan zijt ge al aardig wegwijs voor een vreemdeling en kunt ge u gemakkelijk bewegen.

...Gelijk gezegd, ik raad u aan, deze wandelingen te voet af te leggen. Ge moet, zoveel als u maar mogelijk is, lopen in Parijs. Wanneer ge moe zijt, vindt ge overal een café, waar ge op de stoep gaat zitten. Rust op uw gemak uit, en eerst als ge goed uitgerust zijt, zet ge de wandeling voort. Nooit u haasten, indien ge voor uw genoegen op reis zijt!...

Dit is de beste manier, om Parijs te leren kennen en liefhebben.