Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Jaar

betekenis & definitie

Sinds de oudste tijden reeds hebben de mensen getracht, het vlieden van den tijd door een maat te bepalen. De astronomische verschijnselen, als de wisseling van dag en nacht, de verandering in de gedaante van de maan en de jaargetijden zijn tengevolge van hun regelmatig verloop voor dit doel het meest geschikt.

Het jaar was van ouds de eenheidsmaat van den tijd. Het woord „eenheidsmaat” wil nu echter niet zeggen, dat iedereen met het begrip jaar denzelfden tijdsduur bedoelde.
De oude Semietische cultuurvolken, de Assyriërs en Babyloniërs en ook nu nog de Joden en de volkeren, die den Islam belijden, rekenen volgens het maanjaar, terwijl wij het zonnejaar aanvaarden. Het maanjaar, dat twaalf omlopen van de maan om de aarde bevat, is n dagen korter dan het zonnejaar.
Onder „zonnejaar” verstaan wij den tijd, dien de aarde nodig heeft, om één omloop om de zon te volbrengen. Maar ook dit begrip is nog niet voldoende nauwkeurig. Men onderscheidt dan ook drie verschillende zonnejaren: het siderische, het tropische en het anomalistische jaar.
Het siderische (ook wel sterrenjaar genoemd) is de tijd, dien de aarde voor een gehelen omloop om de zon in de sterrenwereld nodig heeft, na afloop waarvan dus de zon, van de aarde uit gezien, weer precies bij dezelfde vaste ster staat als bij het begin. Dit jaar duurt 365 dagen, 6 uren, 9 minuten en 10 seconden.
Het tropische jaar is het tijdsverloop, binnen hetwelk de aarde naar het lentepunt terugkeert. Dit is echter geen vast punt op de ecliptica (aardbaan), maar het gaat, schoon heel langzaam, elk jaar in omgekeerde richting als de loop der aarde terug. Het is dus duidelijk, dat het tropische jaar een beetje korter is dan het siderische jaar. Het duurt n.l. 365 dagen, 5 uren, 48 min., 46 sec.
Het anomalistische jaar wordt bepaald door den terugkeer der aarde op de ecliptica tot het perihelium, d.i. het punt, waar de afstand tot de zon het kleinst is. Maar ook dit punt verplaatst zich langzaam en wel in de richting der aardbeweging. De afstand tussen lentepunt en perihelium wordt dus elk jaar groter, zodat het anomalistische jaar langer duurt dan het siderische, n.l. 365 dagen, 6 uren, 14 min. en 22 sec.
In de praktijk, d.w.z. voor het vaststellen van een kalender, die voor het dagelijks leven bruikbaar is, hebben we niets aan tijdmaten als jaren, die met uren en minuten rekenen. We hebben een jaar nodig, dat een geheel aantal dagen bevat. Daarom heeft men in alle beschaafde landen het z.g. burgerlijk jaar ingevoerd. Dit omvat 365 dagen. Het tekort van 6 uur wordt om de 4 jaar vereffend door een dag in de kalender in te schakelen. Het is de 29ste Februari. Het jaar, waarin deze dag op den kalender voorkomt, heet een schrikkeljaar. Men heeft dit voor het gemak zo geregeld, dat alle jaren, welker getallen door 4 deelbaar zijn, schrikkeljaren zijn, dus 1940, 1944 enz.
Het tropische jaar is echter niet 6 uren langer dan 365 dagen, maar 5 uren, 48 min., 46 sec. Om het verschil van 11 min. 14 sec. te vereffenen, laat men den schrikkeldag in de jaren, die een vol honderdtal hebben, vervallen. Het jaar 1900, ofschoon het getal 1900 door 4 deelbaar is, was dan ook geen schrikkeljaar.
Maar ook deze maatregel is niet voldoende, om onze tijdrekening met den duur van het tropische jaar in overeenstemming te brengen. Er is altijd nog een overschotje, dat weggewerkt moet worden. Daarom heeft men bepaald, dat de jaren, wier getal door 400 deelbaar is, wèl schrikkeljaren zijn; dus 2000, ofschoon een honderdtal, is een schrikkeljaar. En zo gaat het verder, want in de duizendtallen, die door 4 deelbaar zijn, vervalt de 29ste Februari.
Zover is de zaak nu geregeld en tot het jaar 3200 — we hebben dus nog den tijd! — zullen de kalendermakers geen moeite hebben, hun kalenders en almanakken in orde te brengen. Dan echter zullen de sterrenkundigen na nauwkeurige meting, moeten bepalen, hoe ’t verder moet gaan. Wie dan leeft, die dan zorgt.
Het burgerlijke jaar van 365 dagen met om de 4 jaar een schrikkeljaar werd door Julius Caesar in het Romeinse rijk ingevoerd. Deze tijdrekening, die men de Juliaanse noemt, was tot 1582 in gebruik. Maar toen bleek, dat men door het verwaarlozen van het kleine minutenverschil ruim 10 dagen ten achter was. Paus Gregorius XIII liet door enige bekwame sterrenkundigen het verschil nauwkeurig vaststellen en bepaalde toen, dat in alle christelijke landen tien dagen overgeslagen moesten worden. In het jaar 1582 schreef men na den 4den October direct 15 October. De data 5 tot 14 October 1582 bestaan dus niet in de wereldgeschiedenis. Om te voorkomen, dat in den 4oop der tijden weer zulk een ingrijpende maatregel nodig zou zijn, bepaalde hij tevens, dat om de 100 jaren de schrikkeldag zou komen te vervallen. De nieuwe tijdrekening heet de Gregoriaanse. De Russen, Grieken, Bulgaren enz., kortom de volkeren, die tot de orthodoxe Grieks-Katholieke kerk behoorden, aanvaardden echter de Gregoriaanse tijdregeling niet. Zij rekenen ook thans nog naar den Juliaansen kalender, en dit is de reden, waarom zij bij ons 14 dagen met de tijdrekening achter zijn.