Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Brussel

betekenis & definitie

Wanneer wij, Nederlanders, naar de Belgische hoofdstad reizen, komen we gewoonlijk aan de „Noorderstatie” aan. Alleen als we een trein hebben, die doorgaat naar Parijs, kan het ons gebeuren, dat we aan de „Zuiderstatie” aankomen.

Zodra we het Noorderstation verlaten hebben, komen wij in de gewone grotestadsdrukte. Trams en bussen, auto’s en voetgangers zoeken hun weg door de menigte. Als een verkeersagent met zijn hand het stopsein geeft, groept alles samen tot een schijnbaar onontwarbaar kluwen, maar nauwelijks geeft de agent het sein tot doorrijden, of het kluwen ontwart zich vanzelf weer, alsof er niets gebeurd is.

We wandelen eerst naar de Grote Markt en bewonderen het Stadhuis, waarvan het oudste deel uit 1402 dateert en welks slanke toren prachtig oprijst uit het monumentale gebouw.

Tegenover het Stadhuis ligt het „Broodhuis” of „Maison du Roi”, dat eveneens uit de 15de eeuw dateert en thans voor een deel als museum gebruikt wordt. Verder vinden we hier verschillende gildehuizen, waarvan één als gevel den achtersteven van een I7de-eeuws schip vertoont.

De meeste gildehuizen zijn in een aan Vlaanderen aangepaste barokstijl gebouwd (zie: Barok).

Maar we gaan verder en komen bij het Paleis van Justitie, dat in het hoge deel van Brussel ligt. In het Noordwesten strekt zich de lage benedenstad uit en achter ons ligt de bovenstad.

Maar niet alleen is hier een hoogtegrens, hier loopt ook de Brusselse taalgrens (de taalgrens van het land loopt ten Zuiden aan Brussel voorbij): de grens tussen de Vlaams sprekende benedenstad en de Frans sprekende bovenstad. In de benedenstad woont in het algemeen de arbeider, de handwerksman, de winkelier en de kleine burger; in de bovenstad de ambtenaar en de grote zakenman.

Het Paleis van Justitie is een groot, nieuw monumentaal gebouw, welks koepel men uit den trein, wanneer men om Brussel heen rijdt, reeds van verre ziet schitteren.

We gaan nu terug langs het Koninklijk Paleis en door het parkkwartier naar de beroemde kathedraal van Sint Goedele, een prachtig gothisch bouwwerk, dat in 1225 begonnen werd. De twee torens zijn niet voltooid en nu slechts 70 M. hoog; zij werden, evenals het schip, in de 14de en 15de eeuw opgetrokken. In de kerk bewonderen we de prachtige glasschilderingen, die uit de 16de eeuw dateren. We zien in het koor naast elkaar glasschilderingen, die Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië, Philips den Schone en Johanna van Castilië, Karel V en zijn broeder.Ferdinand, Philjppus van Savoye en Margaretha van Oostenrijk voorstellen. Al deze personen kennen jullie natuurlijk uit de geschiedenis.

In deze kerk, werd ook de rouwdienst gehouden bij het overlijden van Koning Albert in 1934 en van Koningin Astrid in 1935. Door kleine, gezellige straatjes wandelen we nu weer terug naar de grote boulevards en we vlijen ons neer op het terras van één der grote restaurants op de Brouckèreplaats. Het leven van een grote stad gaat aan ons voorbij. Als typisch treft dadelijk, dat de electrische trams hier, in de binnenstad, geen bovenleiding hebben. Ze verkrijgen den stroom door een derde rail, die tussen de beide anderen in ligt. Maar het zou natuurlijk veel te gevaarlijk zijn, als die zo maar op straat lag, daarom heeft men die contact-rail onder het plaveisel aangebracht en de tram bereikt haar met een stang onder aan den wagen, die door een gleuf in het plaveisel heen gaat.

Veel tramlijnen zijn er: we zagen zelfs lijn 98, doch een Brusselaar, die de Brusselse gewoonte van te overdrijven kent, gaf toe, dat er niet meer dan een stuk of 60 inderdaad bestaan. De trams hebben eerste en tweede klasse — maar laten wij niet verder uitweiden over dit niet al te mooie vervoermiddel, dat allicht al spoedig door een ander zal zijn vervangen.

_ En wat zullen wij je nu verder van deze interessante stad vertellen met haar verleden, dat in zoveel opzichten ons Noord-Nederlanders interesseert. Zullen wij je brengen langs den beroemden Muntschouwburg en de Voddenrapersstraat naar het Beursplein, het centrum van het Parijse Brussel? En gaan wij verder naar het plein van de Kleine-Zavel, waar wij eensklaps weer in de Nederlandse geschiedenis staan: het standbeeld van Egmond en Hoorne en daarbij het paleis van Egmond, — naar de Congreszuil en het Palais du Cinquantenaire, die herinneren aan de afscheiding van Nederland en aan het 50-jarig feest van die afscheiding?

Er is nog zoveel, zoveel meer: mooie kerken, mooie musea, mooie omstreken, het ter-Kameren-bos en het Zoniën-woud, Tervueren met zijn mooie laan en zijn prachtig Congo-Museum, enz.

Doch de ruimte ontbreekt ons. En bovendien... zo ver is Brussel niet en de reis er heen tegenwoordig zo goedkoop, dat ieder wel eens in de gelegenheid komt, België’s prachtige hoofdstad met eigen ogen te gaan zien. .