Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Brief

betekenis & definitie

is evenals brevier afgeleid van het Latijnse woord brevis, dat kort of beknopt betekent (Frans: bref). Nu, deze eigenschap geldt niet voor alle brieven.

Al is het schrijven van ellenlange brieven misschien niet zó meer in de mode als een 50 jaar geleden, toch kunnen wij (en dan vooral de vrouwelijke „wij”) ook nog soms, evenals onze voorouders gezellig „boekdelen” zitten pennen, meestal over onszelf natuurlijk.Je vindt het misschien wel aardig, te weten, dat in ons land per persoon en per jaar 25 brieven worden verzonden, dus één in de veertien dagen ongeveer. Hierbij zijn natuurlijk ook inbegrepen alle zakenbrieven, die dagelijks bij massa’s van de kantoren worden verstuurd; dit grote aantal moet weer worden opgeheven door de kinderen, die nog niet schrijven kunnen en al diegenen die maar eens of twee maal per jaar een brief schrijven. Je kunt voor jezelf gemakkelijk nagaan, of je ’t gemiddelde van 25 brieven per jaar haalt!

Brieven schrijven is bijna zo oud als de wereld. De Grieken en Romeinen schreven hun brieven op plankjes, die met was werden bedekt en met een griffel of stilus beschreven —vandaar ons woord stijl en de uitdrukking: hij heeft een goeden stijl.

Nog later, toen men voor het schrijven papier of perkament gebruikte, werden de brieven kleine boekjes, die met draden werden omwonden. De knoop werd met aarde of was bedekt en hierin werd dan de zegelring van den briefschrijver afgedrukt.

Vroeger had het schrijven van een brief heel wat meer voeten in de aarde dan tegenwoordig. Er bestond in de Middeleeuwen een vastgestelde vorm, waarin de brieven moesten worden geschreven. Iedere brief had vijf hoofdbestanddelen, n.l. de begroeting, het verzoek om een gunstige beoordeling, den zakelijken inhoud, het verzoek om voortdurende welwillendheid en het slot.

In den Pruikentijd werden deze vijf delen tot twaalf uitgebreid. Maar zonder zó in het overdrevene te vervallen, schreef men langen tijd ook in ons land nog heel deftige brieven.

Voor de aardigheid laten we hier den aanhef volgen van den brief van een zoon aan zijn vader. Dezen brief kun je vinden in „Sara Burgerhart”, het bekende boek van Betje Wolff en Aagje Deken, waarvan je stellig wel eens hebt gehoord. Het is verschenen in 1782.

De heer Hendrik Edeling aan den heer Jan Edeling.

„Mijn Heer, Hoogst-geëerde Vader! De zaak, die mij, volgens uwe altoos geëerde orders, hier zoovele dagen gehouden heeft, is naar uwen wensch volkomen afgedaan. Ik vleie mij, dat gij genoegen zult nemen in den ijver, dien ik heb aangewend om het dermate te dirigeeren, dat ik u rekenschap van alles doen kan...” Briefgeheim. Er staat in de Nederlandse Grondwet een bepaling, waardoor het geheim van de brieven zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

In ’t algemeen mogen brieven, die aan de post zijn toevertrouwd, niet worden opengemaakt, behalve op last van den rechter, in de gevallen, die in de wet ontschreven staan.

Op het schenden van het briefgeheim staan in verschillende landen ook verschillende straffen. Vroeger werd dit misdrijf nog zwaarder gestraft dan tegenwoordig. In Duitsland werden in de 17e eeuw briefschenders verbannen, in Frankrijk onder Lodewijk XV zelfs ter dood gebracht.

De onkreukbare houding, die de Franse koningen en staatslieden in dit opzicht van hun onderdanen eisten, namen ze zelf niet aan. Berucht is b.v. het „Cabinet noir” — zwarte kabinet — van kardinaal Richelieu, dat in 1628 te Parijs werd ingericht en waar alle brieven werden geopend en de inhoud, wanneer het zo te pas kwam, werd gebruikt als middel om de schrijvers van politieke misdaden te beschuldigen, terwijl ook het zwarte kabinet van graaf Brühl te Dresden bekend is.

Dat ook nu tegenwoordig nog in oorlogstijd door de autoriteiten de brieven worden geopend, weet een ieder wel. Misschien heb je ook wel eens gehoord, dat de brieven van gevangenen door de gevangenisautoriteiten moeten worden gelezen, eer ze worden verzonden.

Maar in ’t algemeen kunnen we wel zeggen, dat een vrij burger in vredestijd erop aan kan, dat zijn briefgeheim wordt geëerbiedigd. Schending van het briefgeheim door den post-ambtenaar wordt in ons land gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste i jaar en 6 maanden.