1.KRUIS. (Het) Het beeld des kruises beteekent de Christelijke kerk, en als zoodanig verschijnt het ook in de hoogere graden.
KRUIS. (Broeders van het roode) De hoogste graad der Vrijmetselarij in Zweden.
2.KRUIS. (Ridder van het Drievuldig) Ten tijde, toen de vereeuwigde Broeder BODE in de Duitsche Vrijmetselarij werkzaam was, bestond de bovengenoemde graad in de Fransche Broederschap.
Beschrijving der Loge.
De Loge moet de gedaante van eene statige raadkamer hebben. In het oosten bevind zich de zetel van den Groot-Kommandeur, boven dezen, de troonhemel van eene helderblaauwe kleur, in welks midden drie, in eenen driehoek geplaatste kruisen staan. Voor den zetel staat eene tafel, met een kruis en twee lichten. Alle Ridders namen in de zaal plaats. De zittingen waren met een rood tapijt bekleed. De zaal moest sterk verlicht zijn.
In den graad van het Rozenkruis was reeds eenig licht, maar in dezen hoogen Raad moest het zeer helder, het licht des waren geloofs zijn. Op elke der tafels, die den vorm van een kruis moeten hebben, moeten vier lichten staan, en wel zoodanig, dat die in het oosten en westen rood, in het zuiden wit en in het noorden groen zijn. Het Tableau moet een vlakte voorstellen, waarop men menschen ziet, die bouwen of arbeiden, en gewapenden, die hen beschermen; boven dezen moeten de letters staan: D.: L: VA, dat wil zeggen: Dieu le veut (God wil het!) de leus der Kruisvaarders.
Opening der Raadsvergadering.
De Groot-Kommandeur doet drie, kort op elkander volgende slagen, en nadat hij de zekerheid bekomen heeft, dat alle aanwezende Broeders, Ridders zijn, zegt hij tot den Opziener:
Vr. Wat is uw eerste pligt?
Antw. De ongeloovigen te bestrijden; die het heilige land bewonen, hen te overwinnen, of zelf om te komen.
Vr. Wat zal het loon van uwen arbeid zijn?
Antw. Een deel des lands, hetwelk mij aangewezen zal worden, om daarop den Heer eenen tempel te bouwen.
Vr. Wat heeft u bewogen, om Ridder van het drievuldig Kruis te worden?
Antw. Het voorbeeld van onze beroemde Kruisvaarders, waarvan wij afstammen.
Vr. Welke omstandigheid heeft de zamenroeping van de tegenwoordige Raadsvergadering noodzakelijk gemaakt?
Antw. Een Ridder van het Rozenkruis heeft den wensch geopperd, onze verpligtingen op zich te nemen, het Kruis te bekomen, en ons te volgen, waarheen wij hem zullen voeren.
Gebruiken der Aanneming.
De Kandidaat moet zich, wegens zijne aanneming, tot den Groot-Kommandeur en de beide Opzieners wenden. De Groot-Kommandeur stelt hem eerst aan de Ridders voor. Hebben deze niets tegen den Kandidaat, dan staan zij allen op, en nemen hunne hoeden af, doch wanneer er slechts een is, die iets tegen den Kandidaat heeft, dan houdt die zijnen hoed op het hoofd, en wanneer drievierde der Ridders tegen stemmen, wordt hij niet aangenomen. Wanneer echter de Kandidaat meent, dat men hem moet aannemen, dan is hij verpligt, zich openlijk te verdedigen. Alle Ridders moeten eene sjerp van eene zeer heldere hemelsblaauwe kleur dragen. Op deze moet, op den schouder, een rood, op het midden des ligchaams een wit, naar de zijde een groen kruis zijn, en onder aan de sjerp eene zwarte roos, waaraan het kleinood, een drievoudig kruis, in eenen driehoek hangt.
De Groot-Kommandeur en de Opzieners dragen op den regter schouder een rood kruis, de Ridders van het zuiden een wit, en van het noorden een groen kruis. Wanneer alles in orde is, zendt de Groot-Kommandeur den Wapendrager naar den Kandidaat. Deze kleedt hem in den graad van Ridder van het Rozenkruis, en vraagt hem, of hij zich sterk genoeg acht, om de ongeloovigen uit de door hen bewoonde plaats te verjagen. Hierop wordt hij op de gewone wijze en met de gewone gebruiken binnen gelaten. Daarna zegt de Groot-Kommandeur tot hem:
‘Leg uwen degen af, en buig uwe knieën voor JEZUS CHRISTUS neder, dien gij hier voor u ziet, om aan den voet van het kruis, te bezweren wat gij zoo even beloofd hebt.’ Eed.
Groote God! Redder en Verlosser der wereld! ik zweer, mijne Broeders overal te volgen, waarheen zij trekken, om tot uwe eer te arbeiden. Ik wil liever met hen te gronde gaan, dan dat ik niet het mijne, tot uitvoering hunner ontwerpen, zoude bijdragen. Ik wil mijnen arm bij de hunne voegen, om U te wreken aan de ongeloovigen, die U sedert zulk eenen langen tijd lasteren, enz.
Gedurende den eed hebben alle Ridders de degens in de handen, en staan met ontbloote hoofden, waarna allen uitroepen: God wil het Daarna neemt de Groot Kommandeur den degen van den Kandidaat, en geeft hem daarmede drie slagen op de schouders; den eersten op den regter, den tweeden op den linker, en den derden weder op den regter schouder, waarop hij hem dien met deze woorden terug geeft:
‘Bedien u daarvan, mijn Broeder! tot verdediging der geboden van uwen God.’ En terwijl hij hem het groene kruis op den regter schouder plaatst, zegt hij:
‘Uit kracht van mijne magt benoem ik u tot Ridder van het drievoudig Kruis. Daaraan zal men uwen arbeid herkennen. Deze sjerp wijst uwe verhevenheid aan. Welaan, nu zal ik u de verklaring van den oorsprong van dezen graad geven.’ Geschiedverhaal.
In den jare 1080 sloeg SOLIMAN, der Turken vorst, in Nicea, eene stad van Byzantium, in Klein-Azië, den zetel van zijn rijk, of van zijne tyrannie, op, onder welke Azië, Syrië, Palestina, maar bijzonder Jeruzalem, zuchteden. Onder een groot aantal pelgrims, die toenmaals de heilige plaats van Palestina bezochten, deed een Franschman, uit de stad Amiens, in Picardië, met name PIETER de Kluizenaar, in 1093, de reis naar Jeruzalem. Daar kwam hij met den Patriarch SIMON overeen, om aan den Paus en aan alle westersche vorsten brieven te schrijven, ten einde hen aan te manen, om dit barbaarsche en ongeloovige volk uit het heilige land te verjagen. De goede Patriarch nam zijn aanbod aan, en gaf aan PETER al de brieven, welke hij begeerde. De ijverige Christen scheepte zich spoedig in, en begaf zich naar den Paus, aan wien hij den brief van den Patriarch van Jeruzalem overhandigde. De toenmalige Paus URBANUS II zond hem in al de provinciën, aan deze en gene zijde der Alpen, om met de vorsten te onderhandelen, en openlijk den kruistogt te prediken. Allen, die het voornemen van den Paus vernamen, bewezen grooten ijver voor zulk eene onderneming.
URBANUS vond het echter raadzaam, vooraf een Concilie zamen te roepen, waarin hij zelf het voorzitterschap op zich nam. Gedurende dit Concilie, hetwelk in November 1095 gehouden werd, hield hij op de groote markt der stad eene redevoering, en bragt daardoor alle vergaderden in zulk eene verrukking, dat allen te zamen, als ware het afgesproken, uitriepen: God wil het!
De Paus beval, dat deze uitroep, welke een zoo gelukkig voorteeken in zich bevattede, de zinspreuk van het gansche leger zou zijn, dat men die op de vaandels en standaarden zou plaatsen, en dat die de leus der soldaten en van hunne aanvoerders in den slag zou zijn, om elkander aan te moedigen. Verder beval hij, dat zij, welke onder deze ligting dienen zouden, een rood kruis op den regter schouder moesten dragen, om te kennen te geven, dat de strijders diegenen waren, die door het kruis gezegevierd hadden. Om nu de verschillende volken van elkander te onderscheiden, droegen de Franschen roode, de Engelschen witte en de Vlamingers groene kruisen. Het besluit van deze onderscheiding maakte men op in de vlakte van Gisors, waar, tot aandenken van eene zoo groote handeling, een kruis opgerigt en eene kerk gebouwd werd, welke plaats men sedert dien tijd het heilige Slagveld noemde. Vele vorsten versierden zich met het kruis, en namen deel aan eene zoo heilige onderneming, zonder dat een eenige aanspraak maakte op het regt, om over den anderen te heerschen.
Na het eindigen van dit geschiedverhaal geeft de Groot-Kommandeur aan den nieuw aangenomen Ridder het woord, teeken en aanraking. Het woord is: God wil het het teeken is: de regterhand achter zich uit te strekken, en de aanraking is: elkanders handen vatten, en deze de eene over de andere te kruisen. Het paswoord is: reize Gods.
Instructie.
Vr. Zijt gij Ridder van het drievoudig Kruis? Antw. Ja, mijn hart heeft mij daartoe geleid.
Vr. Wat is uw pligt?
Antw. De ongeloovigen te bestrijden, die het heilige land bewonen, hen te overwinnen, of om te komen . Vr. Wat zal uw loon zijn?
Antw. Een deel van dat land, hetwelk mij verleend zal worden, om daarop den Heere eenen Tempel te bouwen . Vr. Waarom hebt gij u laten aannemen?
Antw. Om de getrouwe kruisvaarders in alles na te volgen . Vr. Waarom hebben de kruisen drie kleuren?
Antw. Om de Europesche natiën te onderscheiden, uit welke zich de kruisvaarders gevormd hadden Vr. Hoe zijn wij verdeeld?
Antw. De Hoogwaardige Groot-Kómmandeur, de Opzieners en de Ceremoniemeester dragen het roode kruis, en stellen de Franschen voor. De Ridders van het zuiden, de Engelschen, dragen het witte, en die van het noorden, welke de Vlamingers verbeelden, het groene kruis . Vr. Welke is de voornaamste zorg van eenen Ridder van het drievoudig kruis? Antw Dat hij elk oogenblik gewapend en bereid zij, de reis naar het heilige land te ondernemen, zoo als de eerste Vrijmetselaren van de nieuwe wetten gedaan hebben Ten slotte zegt de Groot-Kommandeur:
‘Verheven Ridders! behoudt altijd dien gloeijenden ijver. Gedenkt immer de eerste Vrijmetselaren, en streeft er naar, om, even als zij, het eeuwige leven te verdienen! Dit wensch ik zoowel u, als mij zelven!’ Hierop doet hij drie slagen, welke men herhaalt, en zegt:
‘Verheven Ridders! de raadsvergadering is gesloten . ’