Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Oosten

betekenis & definitie

OOSTEN. (Het) Is die hemelstreek, waar de zon opkomt, om haar licht te verbreiden. Het oosten van de Loge is de plaats, waar de achtbare Meester zijnen zetel heeft. Het oosten is de streek, waar de eerste oorspronkelijke godsdienst haar aanzijn ontvangen heeft. De ware inrigtingen en eerste instellingen der Vrijmetselarij zijn ook uit het oosten oorspronkelijk. In een werk over de V.

M. vindt men over het oosten het volgende: Het is de plaats van den reG. M.. Het is het beeld van dat gedeelte van SALOMONS Tempel, dat het heilige der heiligen bevatte. De eerbied der VV. MM. voor het oosten, bevestigt, dat de Maç. eerdienst daaruit afstamt, en in betrekking staat met de oorspronkelijke godsdienst, die het eerst in de zonnedienst ontaarde.Even zuiver als bij haar ontstaan, vertoont de primitieve godsdienst zich onder ons in de V. M., eenig, algemeen en onveranderlijk. In weerwil der driften, ondeugden en misdaden, kan men zich niet ontveinzen, dat de menschen niet boosaardig geboren zijn, en dat zij, wel verre van het kwade te bedrijven uit vermaak in het slecht handelen, integendeel het goede trachten te doen als hun redelicht het hun aantoont. De goedaardigheid van den mensch wordt versterkt door de godsdienst, en aangezien er geene bestaat die het kwade voorschrijft, zijn zij alle achtingswaardig. Hoewel alle omtrent gelijk zijn door het innerlijke der zedeleer, verschillen zij nogtans in het dogma zoodanig, dat de menschen in plaats van door haar tot elkander gebragt te worden, zich door haar van elkander verwijderen en elkander onderling uitbannen.

Ten opzigte van de algemeen in gebruik zijnde uitdrukkingen: Het Oosten te N. In het O der Loge N, zegt KRAUSE:

Deze uitdrukkingen komen in geene oude oorkonden voor, en kunnen er ook niet voorkomen, dewijl, volgens de leer der oudste konst-oorkonden, de Loge de geheele wereld omvat, de Masony zelve nogtans uit het oosten afstamt, en de M aan de o.z. der L zit om den opgang der zon af te wachten, zoodat de Loge aldus wel in de rigting van het O (georienteerd) ligt, maar niet zelve het O is. Op deze aanteekening valt nogtans de gegronde aanmerking te maken, dat eene L als brandpunt van ware verlichting, zeer wel het O kan genoemd worden met betrekking tot de plaats. De V. M. ging tot de Indiaansche Gymnosophisten over, kwam in de verschillende vereenigingen der Magiërs, in de Egyptische geheimen, in de leerstellingen van MOZES, in de godsdienst der Grieken, in den Tempel van SALOMO, in de wet van LYCURGUS, in de school van PYTHAGORAS, in het onderwijs van THALES, in de geschriften van PLATO, in de leer der Esseërs, in de afzondering der Therapeuten, in de sekte der Joodsche Asceten, in de eerdienst der Druïden, in de Mithrasystema's der Magiërs, in de eerdienst der goede godin bij de Romeinen, en in de Evangeliesche vereenigingen der eerste Christenen.

Deze eerdienst, die wij allen voor de Vrijmetselarij erkennen, is aan God welgevallig, dewijl zij Hem eenen standvastigen en waren eerbied bewijst, gevallig aan de vorsten der aarde, dewijl zij getrouwheid beveelt aan den troon, aan den vorst en aan het vaderland, onderwerping aan de wetten, en eerbied voor de godsdienst en goeden zeden. Zij is eene bron van heil voor de menschheid, dewijl zij eene onveranderlijke genegenheid voor het menschelijk geslacht voorschrijft; omdat zij wil, dat de menschen goed, regtschapen en medelijdend zijn, en eindelijk dewijl zij liefde tot den arbeid, tot studie, tot beoefening van nuttige kunsten en wetenschappen inboezemt, en ons tot eene fyzieke en moreele volmaking leidt. Op het antwoord der tweede vraag, in het verhoor van Koning HENDRIK VI. welke op het ontstaan der V. M. betrekking heeft, geeft LOCKE de volgende aanteekening:

Het zou dus schijnen, dat de VV. MM. van meening waren, alsof er voor ADAM, welke de eerste mensch in het westen wordt genaamd, menschen in het oosten zouden hebben bestaan, en alsof kunsten en wetenschappen in het oosten haren oorsprong hadden. Eenige schrijvers, die voor groote geleerden doorgaan, hebben hetzelfde beweerd, en het is zeker, dat Europa en Afrika, welke, in betrekking op Azië, westelijke landen zijn, nog lang, nadat kunsten en verfijning van zeden in China en Indië reeds tot hooge volkomenheid waren gebragt, zich nog in eenen ruwen staat bevonden. PRESTON merkt hierop aan: ‘Wanneer ook eenige geleerden dit vermoeden ondersteunen, zoo hebben toch de VV. MM. den waren zin gevat, dat de V. M. uit het oosten ontstaan is, en zich naar het westen heeft verbreid.’ De uitdrukkingen Oost en West zijn eigen aan dit gezelschap, en zijn, als men haar in eenen Ma9onnieken zin bezigt, zeer verstaanbaar (zie Ezech.

XLIII:2), dewijl deze op zekere vormen en ingevoerde gebruiken betrekking hebben. Van uit het oosten verbreidde zich, zoo als bekend is, de wetenschappelijke vorming naar het westen, en maakte in Europa trapswijze vorderingen. In de Yorksche Konstitutie vindt men nog de volgende merkwaardige zinsnede:

Uit Hetrurie, Griekenland, Egypte en Azië, haalden de Romeinen hunne wetenschappen en kunsten, en erlangden door den oorlog de bekendheid met deze. Zij voerden altijd beroemde en bekwame personen van daar naar hunne stad, en geleerde lieden van hen reisden daar ook derwaarts en keerden terug. Zoo werd Rome de zetel van geleerdheid, welke eindelijk onder Keizer AUGUSTUS, die deze begunstigde, haar hoogste top bereikte.