HAMBURG. Ofschoon er vermoeden bestaat ja zelfs eenige sporen aanwezig zijn, dat reeds voor of in 1730 eene door Engeland geconstitueerde Loge te Hamburg moet hebben bestaan, spreken echter de Hamburgsche archieven van geen vroeger tijdstip, dan van 1737.
Op den 6den December van dat jaar werd, onder het Grootmeesterschap (der modern Masons) van JAKOB LYON, Graaf van Strathmore, door CHARLES SARRY, Provinciale Grootmeester, de eerste behoorlijk vermelde Loge in Hamburg, tevens de eerste in geheel Duitschland, gehouden. De aanteekeningen dezer bijeenkomst zijn nog in het Hamburgsche archief voorhanden; zij zijn, gelijk toen veelal het gebruik was, in het Fransch geschreven. Uit deze en uit andere stukken blijkt, dat de Loge bij de oprigting zeven leden telde, welk getal, op den 17den December van hetzelfde jaar, met negen, en in het volgende jaar met vijftien vermeerderd werd. De opgerigte Loge had geen' bijzonderen naam, maar noemde zich, daar geene andere bestonden, eenvoudig: la Loge des Francs-Maçons à Hambourg. In het laatstgenoemde jaar nam de Br.: SARRY afscheid van de Loge, en werd in zijne betrekking opgevolgd door Br.: CARPSER. Onder diens bestuur werd, in datzelfde jaar 1738, door de Loge een' brief ontvangen van een lid derzelve (Br.: VON ALBEDY), die de Loge uitnoodigde, eene deputatie naar Brunswijk te zenden, om aldaar de inwijding te bewerkstelligen van een' Illustre inconnu (een doorluchtigen onbekende), die naderhand bleek de kroonprins van Pruissen te zijn (zie het Art.
FREDERIK II). In het jaar 1740 reisde de toenmalige reg.: M.: der Hamburgsche Loge, Br.: LUTTMAN, naar Londen, bij welke gelegenheid hij, door de Groote Loge van Engeland, werd aangesteld als Provincialen Grootmeester voor Hamburgen Neder-Saksen. Alstoen nam de Hamburgsche Loge den naam aan van Absalom, en werd zij in het register der Engelsche Loges ingeschreven, onder No. 119. In 1743 werd de tweede Loge in Hamburg opgerigt, onder den naam van St George, en dient het bij die gelegenheid tevens vermeld te worden, dat een daar ingewijde Br.:, in dat jaar een berigt inzond, waarbij hij de goede diensten roemde, die de Orde hem in Madrid en Barcelona had bewezen. De nadeelige gevolgen van de nieuwigheden en mommerijen, in Duitschland te weeg gebragt, door het mystisch-despotische stelsel der Strikte Observantie (zie dat Art.), bleven ook hier niet achterwege, maar deden de Loges haren arbeid staken. Andere werden daargesteld, tot een gedeelte der Broeders zich weder van de nieuw ingestelde Loges afscheidde, en deels tot de oude Loge Absalom terug trad, en deels eene nieuwe Loge van het bestaande Engelsche stelsel oprigtte, onder den naam van Emanuël (der Meibloem), welke in 1774 geconstitueerd werd.
De oprigting dezer Loge werd In 1775 gevolgd door die der Loge Ferdinande Caroline, zoodat er op dat tijdstip vier Loges van het Engelsche stelsel te Hamburg arbeidden, tusschen welke men de banden van liefde en vriendschap naauwer trachtte dichtte halen, met de vier Loges te doen besturen door twee hoofdbesturen, uit haar midden gekozen. Min gelukkig viel de eerste poging uit tot het daarstellen van zusterlijke betrekkingen met de Loges de drie Rozen, de gouden Bal, de Pelikaan en de roode Adelaar, die uit de Strikte Observantie waren ontstaan, en arbeidden onder de Groote Lands-Loge van Duitschland, te Berlijn, die steeds dat stelsel had beschermd, en die daarvan nog heden niet geheel zuiver is. De bekende SCHRÖDER (zie dat Art.), die reeds in 1787 reg.: M.: van de Loge Emanuël was geworden, zuiverde, vierjaren later, het stelsel der Hamburgsche Loge van de laatste onreinheden, die er nog overgebleven waren, sedert de Strikte Observantie gepoogd had daar binnen te sluipen, en haar geheel wezen te doen ontaarden. De Hamburgsche Loges van het Engelsche stelsel, die inmiddels vermeerderd waren met de Loge Ferdinand (bij de rots), en door het oprigten van eenige andere, of het omhelzen des stelsels door bestaande Loges buiten Hamburg, hadden tot hiertoe een vereenigingspunt gehad als Engelsche Provinciale Loge; doch toen Hamburg onder de Fransche overheersching stond, en dit ligchaam dien naam niet langer dragen kon, verklaarde het zich onafhankelijk, en nam den naam aan van Groote Loge van Hamburg, van welke onafhankelijkheidsverklaring men der Engelsche Groote Loge kennis gaf, en daarna Br.: BECKMANN, tot eersten Grootmeester benoemde. Gedurende de Fransche overheersching was er eene Loge onder het Gr.: O.: van Frankrijk opgerigt, welke later te niet ging, hetgeen ook het geval was met eene Portugeesche Loge, arbeidende onder het Gr.: O.: van Lissabon, en welke onder het bestuur stond van een' Br.:, die zelf Nederlander, of van Nederlandschen oorsprong moet zijn geweest, als men naar den naam van VAN RANDWIJK SCHUT mag oordeelen. Behalve de vijf Loges in de stad, telt de Groote Loge ook nog onder haar beheer eene Loge voor elke der volgende steden, als: Brunswijk, Oldenburg, Rostock, Weimar, Lubeck, Rudolstadt, Varel, Neu-Brandenburg, Wismaren Birkenfeld.
Deze Groote Loge en de onder haar staande werkplaatsen bearbeiden een stelsel, dat het Engelsche zeer nabij komt, en gaan niet verder dan den Meestergraad. Daarenboven hebben zij eene soort van wetenschappelijke graden (zie dat Art.), of om beter te zeggen, eene soort van afdeelingen, eenigermate geschoeid op den leest der Nederlandsche afdeelingen van den Meestergraad, welke in een gelijk getal verdeeld zijn, en waarin het historische der hooge en ook der mindere graden wordt beoefend. Deze afdeelingen hebben den naam van Engverbond (zie WETENSCHAPPELIJK VERBOND), welke vereeniging in vele streken van Duitschland is verspreid, en in het bezit is van al de cahiers en ritualen der hooge graden, waartoe de leden der op verschillende plaatsen gevestigde dochtervereenigingen den vrijen toegang hebben. Deze vereeniging heeft eenige hoogst belangrijke stukken over de Orde opgesteld, welke echter alleen voor de leden dier vereeniging verkrijgbaar zijn gesteld. Die Groote Loge, welke de eerste werkplaats niet slechts te Hamburg, maar ook van Duitschland heeft daargesteld, verdient ook in een ander opzigt den naam van eerste werkplaats van dat land, door de zuiverheid en onbekrompenheid der beginsels, waarnaar zij arbeidt; en die zeer voordeelig afsteken bij die van de meeste werkplaatsen van het overig gedeelte van dat land. Deze Loge-vereeniging heeft in 1795 een gasthuis voor vrouwelijke zieken gesticht, aan welks hoofd een bestuur van vijf personen bestaat, waarvan twee geneesheeren en een heelmeester, daarenboven bestaat er voor alle vijfde Loges eene kommissie tot ondersteuning van behoeftige BB.:. Toen zij nog als Provinciale Loge arbeidde, stonden achtervolgens aan het hoofd, behalve de genoemde B.: SARRY, de BB.:
CARPSER, 1738.
LUTTMAN, 1740.
JäNISCH, 1757.
VON EXTER, 1781.
BECKMANN, 1799, onder wiens bestuur zij den naam van Groote Loge van Hamburg aannam.
SCHRÖDER, 1814
J.A. VON BESELER, 1815
J. SCHLEIDEN, 1824
J.D.M. MORAHT, 1833
D.A. CORDS, 1838
In het jaar 1837 vierde de Groote Loge haar eeuwfeest op eene uiterst plegtige wijze. Zij staat met een aantal vreemde GG.: OO.: door wederkeerige vertegenwoordiging in vriendschappelijke betrekking.
Verder bestaan in Hamburg nog eenige Loges, behoorende onder de Groote Lands-Loge te Berlijn.