Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Duitschland

betekenis & definitie

DUITSCHLAND. Volgens PRESTON zou de oudste Vrijmetselaars-Loge in Duitschland gesticht zijn te Hamburg, in 1733, door eenige Engelsche afgevaardigden. Hij voegt er echter bij, dat er reeds in 1730 een Grootmeester-Provinciaal voor Neder-Saksen bestond, alhoewel dit land nog geene Loges telde. Hoe dit zij, deze eerste werkplaats bestond slechts weinige jaren, zij smolt in 1740 ineen met de Loge Absalom, welke in dezelfde stad door de Groote Loge van Engeland was gesticht. Eenige leden der Loge Absalom, die zeer talrijk was geworden, zonderden zich in 1743 van haar af, en rigtten naast haar eene nieuwe werkplaats op, onder den naam van St.

George. De Graaf van SCHMETTAU had, in 1741, te Hamburg de Loge Judica gevestigd. Later beijverden zich de stedelijke regeringen in Duitschland, om de Ma9onnieke vergaderingen te verbieden en te ontbinden, en daar hare eerste pogingen niet den gewenschte uitslag hadden, namen zij eindelijk hare toevlugt tot de allerstrengste maatregelen. Zoo lieten de Regenten van Dantzig, onder anderen, op den 3den October 1745 een besluit afkondigen, waarbij aan ieder' burger, herbergier of tapper, hoegenaamd, verboden werd, voortaan, op wat wijze ook, de vergaderingen der Vrijmetselaars toe te staan, of hen eene Loge te laten oprigten, op straffe van gevangenschap; tevens werd ieder ingezeten gelast, de RegD Meesters, Officieren en bedienden der Loges, de vergaderplaatsen, de bergplaatsen der archieven, kisten, Ma9onnieke meubelen en gereedschappen aan te brengen; terwijl den aanbrengers geheimhouding werd beloofd. Na aldus de aanvallen der burgerlijke magt te hebben uitgestaan, zag de Vrijmetselarij zich ten doel aan de vervolgingen der geestelijken. Deze vervolgingen later gematigder wordende, hielden eindelijk geheel op; doch nu ontstonden er beroeringen van eenen geheel anderen aard.

Terwijl de verdeeldheden den vrede der Vrijmetselarij in Frankrijk stoorden, genoot de Broederschap ook in de Duitsche staten geene betere rust. De vestiging van de Kapittels van Rozenkruis, van die der Strikte Observantie, en van al de stelsels, die in deze landen op het Ma9onniek tooneel verschenen, was de bron van duizenderlei beroeringen. De aanmatiging der Groote Loge van het rituaal van ZINNENDORF (zie dat Art.), om alle Loges van Duitschland te besturen, aan welke die Loges zich aanvankelijk onderwierpen, werd in 1785 het voorwerp van luide klagten. De andere Maçonnieke vereenigingen, die zich verbeeld hadden, dat die opperheerschappij louter nominaal zoude zijn, en hare onafhankelijkheid niet kon benadeelen, bemerkten toen, dat de Nationale Groote Loge het in ernst had opgenomen, en over haar een werkelijk gezag uitoefenen, hare werkzaamheden regelen en beoordeelen wilde. Er volgden van hare zijde tegenstand en protesten; van dien der Nationale Groote Loge veroordeelingen en banvonnissen. Intusschen werden al die verschillen in 1788 vereffend.

De Nationale Groote Loge liet hare aanspraak varen, de andere Maçonnieke vereenigingen behielden een afzonderlijk bestaan en eene volledige onafhankelijkheid. Tegenwoordig hebben de drie Groote Loges te Berlijn, ofschoon onderscheiden, voor zoo veel de oppergraden aangaat, eene soort van verbond gesloten, waarbij met gemeen overleg alles wordt geregeld, wat tot de wetgeving en het beheer der Loges van de blaauwe Metselarij betrekking heeft. Zie verder de onderscheidene Staten.