Gepubliceerd op 29-01-2021

Steven jan van geuns

betekenis & definitie

Nederl. plantkundige, geb. 1767 te Groningen, zoon v/d vorige, werd in 1782 te Harderwijk als student ingeschreven, wijdde zich geheel a/d plantkunde, en schreef in 1788, ter beantwoording eener door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem uitgeschreven prijsvraag, een verhandeling: Over de inlandscheplantgewassen, omtrent welker nuttige eigenschappen men met grond verwachten kan, dat, ten nutte van het vaderland, verdere nasporingen kunnen worden gedaan (Haarlem 1793); deze arbeid, waardoor een reeds tweemaal tevergeefs uitgeschreven prijsvraag werd beantwoord, werd met de gouden medaille bekroond. In hetzelfde jaar gaf hij nog een werkje over inlandsche planten uit onder den titel: Plantarum Belgii confoederati indigenarmn spicilegium, quo Davidis Gorteri, viri ciarisimi, Flora II provinciarum locupletatur (Harderwijk 1788), Hierin vermeldt hij 250 plantensoorten, waarvan alleen in den omtrek van Harderwijk 150, welke Gorter onvermeld had gelaten. Na een zes-jarig verblijf aan de Harderwijksche academie, ging G. naar Leiden, waar hij kennis maakte met den beroemden Weener botanicus Jacquin Jr. Naar Harderwijk teruggekeerd, werd hij in 1789 tot doctor in de natuurkundige wijsbegeerte bevorderd, na het verdedigen eener dissertatio inauguralis: De corporum animae hujusque virium indice ac moderatrice. Daarna deed hij een reis door Duitschland, waarop hij verscheiden universiteiten bezocht en met vele door hun wetenschap beroemde mannen kennis maakte; in 1790 naar Harderwijk teruggegaan, werd hij doctor in de geneeskunde en vestigde hij zich als zoodanig te Amsterdam. Weldra werd hij, als assistent van zijn vader, als hoogleeraar in de chemie en botanie aan de Harderwijksche academie beroepen; bij aanvaardde dit beroep echter niet. In 1791 werd hij te Utrecht, waarheen intusschen ook zijn vader als hoogleeraar vertrokken was, professor in de genees-, plant- en natuurkunde. Hij aanvaardde deze betrekking met een inaugurale rede: De plantarum indigenarmn inter Batavos studio botanica. Naden dood van professor Nahuis (1791) werd hij diens opvolger in den leerstoel der scheikunde. Als inleiding tot zijn physiologisehe lessen sprak hij de rede: De Physiologia corporis humani aan chemia conjunctione utili ac pernecessaria. G. overl. 16 Mei 1795.

< >