Gepubliceerd op 19-01-2021

Arbeid

betekenis & definitie

De krachtsinspanning benoodigd om een werk tot stand te brengen. Bij het berekenen hiervan neemt men den kilogrammeter, of de arbeid die er vereischt wordt om een kilogram één meter hoog op te heffen, tot eenheid, en voor grootere arbeidsvermogens de paardekracht (de arbeid die er vereischt wordt om 75 kilogrammen elke seconde één meter hoog op te heffen.) In zuiver mechanischen zin is arbeid het product eener kracht en van den weg die het aangrijpingspunt der kracht in de richting dier kracht beschrijft; de werktuigkunde onderscheidt motoren,die arbeidsvermogen leveren, en machines, die arbeidsvermogen verbruiken; de motoren splitsen zich in levende en levenlooze motoren; tot de levende motoren behoort in de eerste plaats de mensch en voorts alle bij den arbeid gebruikt wordende dieren; de levende motoren kunnen verder weer louter arbeidsvermogen leveren, door eene machine in beweging te brengen ter uitvoering van het arbeidsproces dat die machine bedoelt, of direct arbeid verrichten.

In staathuishoudkundigen zin is arbeid alle bewuste en op het tot stand brengen van iets nuttigs, op productiviteit, gerichte menschelijke werkdadigheid; hij wordt onderscheiden in lichamelijken of mechanischen en geesteijken arbeid, naarmate het lichaam of de geest bij hetgeen te verrichten is de overhand schijnt te hebben. Arbeider is in staathuishoudkundigen zin elkeen, die aan de productie werkdadig deelneemt; in engeren doch meer gebruikelijken zin is arbeider al wie tegen eene vergoeding (loon) aanvaardt eenigen, hetzij lichamelijken, hetzij geestelijken, arbeid te verrichten, zonder verder te deelen in de opbrengst of de waarde van dien arbeid; deze vergoeding staat volstrekt niet altijd in evenredige verhouding met de waarde van den te verrichten arbeid, maar komt meer overeen met den plaatselijken standaard, waarnaar voor dien arbeid de vergoeding berekend wordt. De arbeiders in dezen zin vormen te zamen de arbeidende klasse, of den arbeidersstand.