naam van een viertal pausen, onder wie echter P., in 687 tegenpaus tegen Sergius I, niet wordt meegeteld.
1) P. I, paus van 817—824, een Romein, abt van het klooster van 'den h. Stephanus te Rome, vervolgens kardinaal-priester, besteeg 25 Jan. 817 den pauselijken stoel, kroonde Lotharius, den zoon van Lodewijk den Vromen, te Rome. Dat Lodewijk de Vrome hem de rechten van wereldlijk heerscher over Rome geschonken zou hebben, wordt als een verzinsel der 12de eeuw beschouwd. Eveneens wordt de echtheid der akte, waarbij Lodewijk in 818 de schenkingen zijner voorgangers aan den h. stoel bevestigd en vermeerderd zou hebben, geheel of gedeeltelijk betwist. P. overleed in het voorjaar van 824.
2) P. II, paus van 1099—1118, eigenlijk Raineri geheeten, uit Toscane, door Gregorius VII uit het klooster Cluny tot kardinaal verheven, beklom 13 Aug. 1099 den pauselijken troon, handhaafde zich tegenover vier tegenpausen, zette den strijd zijner voorgangers tegen Hendrik IV van Duitschland voort, bekrachtigde op het concilie van Lateranen 1101 het tegen deze uitgesproken banvonnis en zette diens tweeden zoon Hendrik tot opstand aan. Toen echter Hendrik V den troon beklommen had, maakte hij ook aanspraak op de oude rechten over de kerk, nam 1111 den paus met 22 kardinalen in de Sint-Pieterskerk gevangen en dwong hem door een gevangenschap van twee maanden, de wereldlijke investituur toe te staan en hem zelf te kronen. Doch op aandrang der kardinalen verklaarde P. op een synode van Lateranen in 1112 dit toestaan voor afgedwongen en ongeldig; ook brak 1115 over de z.g. bezittingen van Mathilde een nieuwe strijd tusschen paus en keizer uit, zoodat Hendrik in 1117 ten tweeden male naar Italië kwam. P. ontkwam naar Apulië, keerde 1118 door de hulp der Normandiërs terug, doch overleed kort daarop, 21 Jan. 1118. Ook zijn optreden tegen den echtbreker Philips I van Prankrfjk bleef zonder gevolg en de investituurstrijd met Hendrik I van Engeland werd slechts door matiging der pauselijke eischen beëindigd.
3) P. III, te voren Guido van Crema geheeten, uit een voornaam geslacht, werd na den dood van Victor II, 22 April 1164, door de keizersgezinde partij der kardinalen als tegenpaus tegen Alexander III gekozen, 1167 door den keizer in de Sint-Pieterskerk te Rome geïntroniseerd en bleef tot aan zijn dood, 20 Sept. 1169, meester der stad.