engelsche grafelijke titel in de familie Walpole, welke reeds vóór de verovering in Engeland gevestigd zou zjjn geweest. Een sir Edward Walpole was een der voornaamste leden van het parlement, dat Karel II terugriep; haar beteekenis kreeg de familie evenwel eerst door diens kleinzoon sir Robert Walpole, geb. 26 Aug. 1676 te Houghton (Norfolk).
Hij bezocht Eton en Cambridge en had sedert 1700 zitting in het Lagerhuis, waar hij weldra op den voorgrond trad; 1705 werd hij lid van den Admiralitedtsraad, '1708 secretaris van oorlog, 1709 marine-schatmeester; hij werd in den val van het ministerie MarlboroughGodolphin meegesleept, 1712 door de overheerschende tories wegens omkooperij uit het parlement geslooten en korten tijd in den Tower gevangen gehouden. Hij kwam echter weer spoedig in het Lagerhuis, ijverde vooral voor de troonopvolging van het huis Hannover en werd onder George I in 1714 betaalmeester van oorlog en 1715 eerste lord en kanselier der schatkist. Scheuringen in het whig-kabinet deden hem 1717 aftreden, doch toen 1721 het ministerie van Stanhope viel, aanvaardde hij weer zijn voormalig ambt en was spoedig de eigenlijke leider van den staat, om dat 20 jaar lang te blijven. Door krachtig ingrijpen in de totaal verwarde financieele toestanden schiep hij zich een vasten bodem; hij zocht op iedere wijze den vrede te bewaren voor ’tland. Dit werd moeilijker onder een zoo oorlogszuchtig koning als George II, die 1727 den ■door hem gehaten Walpole eerst door Spencer Compton verving, doch zich wegens diens totale onbekwaamheid weer aanstonds tot Walpole moest wenden. Deze wist zich heel bekwaam van den koning te verzekeren door den invloed van koningin Caroline.
Zijn eerzucht bezorgde hem tal van tegenstanders; reeds 1733 moest hij een belastingontwerp laten vallen, vervolgens maakten de z.g. patriotten van een handelsquaestie met Spanje gebruik om den weerspannigen minister 1739 tot een oorlog te dwingen. Hiermede was zijn positie aan het wankelen gebracht, en de verkiezingen in 1741 deden zijn aanhangers zoozeer ineensmelten, dat hij Febr. 1742 zijn ambt moest neerleggen. Men zette een onderzoek tegen hem op het getouw, doch staakte dit weldra. Met recht had hij als de kern zijner macht het meester zijn over het Lagerhuis beschouwd en daarom 1723 de aangeboden waardigheid van peer alleen voor zijn zoon aangenomen; na zijn aftreden liet hij zich echter Febr. 1742 als viscount Walpole en graaf van O. in het Hoogerhuis plaatsen; zijn . invloed op den koning behield hij tot het laatst.. Hij overl. 29 Maart 1745.