naam van verschillende familiën van schubvleugelige insecten van de afdeeling der Microlepidoptera. De lichtmotten, Pyralidae, zeer kleine vlindertjes, kenmerken zich door de betrekkelijk groote, ver voor den kop uitstekende lipvoelers; verder zijn de sprieten gewoonlijk draadvormig; de vleugels liggen in de rust met den binnenrand tegen elkander aan; de pooten zijn in den regel lang, vooral het voorste paar.
De rupsen der lichtmotten zijn spaarzaam behaard en hebben 7 of 8 paren pooten; ziiji leven in het merg van plantenstengels, tusschen bladen enz. De hier te lande voorkomende lichtmotten behooren tot de gesl. Hypena, Herminia, Botys, Nymphula, Pyrausta, Chilo, Crambus, Nephopteryx, Pempelia enz. De fam. der gewone motten, Tineidae, omvat de kleinste soorten van vlinders; de soorten onderscheiden zich van de lichtmotten door de smalle, lancetvormige en met franjes bezette vleugeltjes, die in de rust hetzij horizontaal liggen of zich om het lichaam wikkelen. De wijfjes van eenige soorten (geslacht Solenobia) zijn ongevleugeld. Enkelvoudige oogjes (zie Gezicht) ontbreken in den regel, in tegenstelling met de lichtmotten.
De rupsen hebben 7 of 8 paren pooten en bieden in levenswijze veel verschil aan; eenigen leven, op de wijze der bladrollers, in door spinsel samengerolde bladen, anderen graven gangen onder de opperhuid van bladeren, nog anderen leven gezellig bijeen in spinsels tusschen boombladeren, die haar tot voedsel strekken; eenigen maken van kleine bladstukjes of van de zelfstandigheden temidden waarvan zij zich ophouden, kleine kokertjes, die zij overal met zich meedragen. De rupsen van de beruchte kleeder- of tapijtmotten (Tinea pellionella, tapezella, vestianella. crenella) bezigen daartoe de haartjes van wollen stoffen, bont, tapijtwerk enz. Tinea granella leeft in graanpakhuizen en is mede een zeer schadelijk insect* De overige hier te lande voorkomende motsoorten behooren tot de geslachten Talaeporia, Incurvaria, Micropteryx, Plutella, Êarpipteryx, Harpella, Oecophora, Argyresthia. Een derde familie van M., de vedermotten, Pterophoridae, omvat vlindertjes, wier vleugels verdeeld zijn in vederachtige lobjes, welke in de rust horizontaal uitgestrekt liggen; het schijnt dan dat het insect geen vleugels heeft, maar een zeker getal vedertjes. De* pooten zijn zeer lang en dun. Aan den bolronden kop bevinden zich borstelvormige sprieten, een lange roltong, vooruitstekende lipvoelers, maar geen onderkaakvoelers.
De vedermotten vliegen des avonds. Hun rupsen hebben 8 paren pooten en leven op onderscheidene planten. De poppen zijn hetzij in een spinsel besloten of opgehangen aan den stengel eener plant. In het laatste geval bezitten zij het vermogen om zich bij aanraking plotseling zoo te krommen, dat het kopeinde* het achterlijfseinde raakt.