nederl. politikus, geb. 1768 te Leiden, werd aldaar in 1810 doctor in de rechten, op de geschied- en rechtskundige verhandeling De Q. Hortensio oratore Ciceronis aemulo, vergezelde daarop, als secretaris, zijn oom Valckenaer, door koning Lodewijk met geheimen last tot Napoleon gezonden, naar Parijs; 1811 vestigde hij zich als advokaat te Leiden.
In 1828 tot lid der Tweede kamer verkozen, was hij in deze gedurende 20 jaar werkzaam, eerst als verzoenend bemiddelaar tusschen de N. en Z. Nederlanden, daarna, doordrongen van de noodzakelijkheid eener geheele scheiding van deze beiden, als moedig bestrijder, eerst 9 jaar lang van het dus genaamd volhardingsstelsel, vervolgens gedurende 9 jaar van dat van het behoud. In 1844 behoorde L. tot de negen leden der Kamer, die het voorstel tot een milde grondwetsherziening indienden en in 1848 hielp hij den grond leggen voor de nieuwe orde van zaken; hij aanvaardde in 1848, de portefeuille van binnenlandsche zaken en eeredienst, doch moest deze, tot zwaarmoedigheid vervallen, na korten tijd nederleggen. Van dien tijd af leefde L., ook na zijn herstel, als ambteloos burger. In 1841 was hij tot curator der Leidsche hoogeschool benoemd, welke betrekking hij tot zijn dood vervulde. Hij stierf in 1861.