Gepubliceerd op 28-02-2021

Parijs

betekenis & definitie

hoofdstad van Frankrijk en van het dep. Seine, ligt onder 48° 50' 49'' N.B. en 2° 2<y 9" O.L. van Gr., in het centrum van het bekken van Parijs, 168 km. van den Atl. oceaan (Dieppe), 154 km. van den Pas de Calais, aan beide oevers van de Seine, welke de stad van het o.z.o. naar het w. doorstroomt, op een heuvelachtigen grond (hoogte boven zeespiegel bij Grenelle 25, bij het Panthéon 60, aan den Montmartre 129 meter).

Gemiddelde jaartemperatuur 10.75, des zomers 18.11, ’s winters 3.3° C.; de laagste wintertemperatuur, — 24° kwam voor in Dec. 1871, de hoogste zomertemperatuur, -j- 39° C. in Juli 1793; sneeuw is zeldzaam.Ligging

De Seine, die boven P. de Marne, beneden de stad de Oise, en in de stad, bjj de Austerlitzbrug, de thans overdekte Bièvre opneemt, is ter hoogte van de Pont Neuf 276 en bij de Pont de Jéna 138 m. breed. Op beide oevers verheffen zich heuvelrijen;, de hoogste punten zijn de hoogten van Charonne, Menilmontant, Belleville en Montmartre. Buiten de stad liggen de hoogten Montrouge, Bicêtre, Villejuif, Chatillon. Meudon en SaintCloud. De ondergrond van P. bestaat uit zandgesteenten; het uitgraven daarvan gaf het aanzijn aan de catacomben. De geheele stad' bedekte in 1898 een oppervlakte van ruil» 78 km.2. De linker Seine-oever bevat y4, derechter s/4 der bevolking.

Bevolking

P. telde in de 13de eeuw 120.000, in 1605 : 200.000, in 1715: 500.000, in 1810: 600.000, in 1861, na de inlijving van verschillende aangrenzende plaatsen 1.696.346, in 1901: 2.714.068 inw., en met de plaatsen die ten volle met de stad samenhangen 3.054.338 inw. Deze plaatsen zijn: Boulogne-sur-Seine (44.416), Charenton-le-Pont (17.980), Clichyla Garenne (39.521), Gentilly (7433), Issy (16.639), Ivry (28.585), Montrouge (17.298)*. Neuilly-sur-Seine (37.493), Pantin (29.716), Saint Mandé (15.726), Vanves (10.915), Vincennes (31.405), Bagnolet (8799), Le Pré-St. Gervais (11.078), Les Lilas (8925) en Malakoff {14.341 inw. in 1901). P. is dichter bevolkt dan eenige andere stad van Europa; het dichtst is de bevolking opeengehoopt in het QuartierBonne Nouvelle, het minst in Bercy.
P. is verdeeld in 20 arrondissementen; deze zijn, met hun aantal inw. in 1901:

I Louvre 63.768

II Bourse 64.267

III Temple 90.230

IV Hôtel de Ville 100.329

V Panthéon 119.198

VI Luxembourg 102.782

VII Palais Bourbon 102.497

VIII Elysée 107.171

IX Opéra 124.011

X Enclos St. Laurent 154.852

XI Popincourt 239.149

XII Reuilly 130.062

XIII Gobelins 127.874

XIV Observatoire 142.695

XV V augirard 153.185

XVI Passy 121.131

XVII Batign olle s-Monceaux 206.208

XVIII Butte-Montmartre 253.591

XIX Buttes-Chaumont 144.953

XX Ménilmontant 166.115

Het spraakgebruik onderscheidt de volgende hoofddeelen: la Cité, de oude stad, op de beide eilanden der Seine (Ile de la Cité en Ile St. Louis) gelegen; le Quartier Latin of 1’Université, op den linker oever der rivier; la Ville„ de eigenlijke stad op den rechter oever; deze drie eerste hoofddoelen werden reeds door Philips II Augustus, in ’t begin der 13Se eeuw, met een hoogen, door torens versterkten muur omgeven. Op dezen eersten kring volgt een tweede, grootere, die de 14 faubourgs (de vroegere voorsteden) omvat, als St. Antoine, du Temple, St. Martin, St. Denis, St.

Honoré enz.; naar binnen wordt deze kring door de boulevards intérieurs, naar buiten door de boulevards extérieurs begrensd. Eindelijk volgt de buitenste kring, tusschen de vroegere barrières en den van 1841—1846 onder Lodewijk Philips aangelegden ringmuur of enceinte; deze nu bij de stad aangesloten kring bestaat uit de oude banlieu, of de tegenwoordige voorsteden Auteuil, Passy, les Batignolles, Montmartre, la Chapelle, Belleville, Charonne, Reuilly, Vaugirard en Grenelle, waarvan de acht eerstgenoemde ten n., de beide laatste ten z. van de Seine liggen. In de n.o. voorsteden, la Chapelle, Belleville en Charonne, zijn hoofdzakelijk de arbeidersklassen vertegenwoordigd.

De tegenwoordige gedaante van P. is het werk van den prefect Haussmann (zie deze). De Seine wordt boven de stad begrensd door fraaie, met boomen beplante kaden (quais). De voorn, bruggen zijn (van o. naar w.) de Pont du jardin royal of Pont d’Austerlitz, zooals haar stichter, Napoleon I, haar noemde; de om haar soliditeit spreekwoordelijk geworden Pontneuf, aan het westeinde der Cité over de punt van ’t eiland 'gaande; zij' is 328 m. lang en werd in 1578, onder Hendrik III aangelegd, doch eerst onder Hendrik IV in 1604 voltooid. Volgt de sierlijke Pont des Arts, alleen voor voetgangers bestemd; dan de breed© Pont du Carrousel, die eerst in den laatsten tjjd gebouwd is; verder de Pont Royal, ook Pont des Tuileries geheeten, omdat zij tegenover dit paleis ligt. De Pont de la Concorde, of, gelijk zij' vóór de groote revolutie genoemd werd, Pont de Louis XV, is vermaard om het schoone uitzicht, dat men er van heeft; de Pont des Invalides werd onder Napoleon I gelegd; eveneens de Pont de Jéna of Pont du Champ de Mars, nabij het westelijk einde der stad. P. is rijker dan eenige andere stad aan grootsche en merkwaardige gebouwen; De Tuilerieën, een reusachtig paleis, in 1564 door Catherine de Medici aangelegd en achtereenvolgens vergroot, in de dagen der Commune door brand vernield, werd in 1883 met den grond gelijk gemaakt, om geheel opnieuw te worden opgebouwd.

Ter plaatse aan de Seine, waar het eens verrees, stonden vóór 1564 eenige pannenbakkerjjen (tuileries), vandaar de naam. Ten o. der Tuilerieën ligt het Louvre, een vorstelijk verblijf, door Frans I gesticht; het vormt een vierhoek, die het groote binnenplein van het Louvre, aan elke zijde 130 m.. lang, insluit. De beroemde oostelijke faqade naar ’t Place de Louvre bestaat uit een colonnade, 170 m. lang en 27 m. hoog, met 52 zuilen. Aan de faqade, die naar de Seine gekeerd is, sluit zich de 420 m. lange Galerie du Louvre aan, welke het paleis met de Tuilerieën verbindt. In het kolossale gebouw, welks ruime zalen men 'in geen '2 uur tijd kan doorwandelen, bevinden zich de rijkste verzamelingen van schilderijen,kunstwerken enz. van alle tijden en volken. Even ten n. van de Tuilerieën en het Louvre vindt men het kolossale en prachtige Palais Boyal, dat niet alleen een der merkwaardigste punten van P. vormt, maar ook een belangrijke rol in de geschiedenis van Frankrijk heeft gespeeld.

Het werd in 1629 door kardinaal Richelieu aangevangen en heette naar den stichter toenmaals Palais Cardinal. De kardinaal schonk het den koning, en daar het door vele personen van de koninklijke familie bewoond werd, kreeg het den naam van Palais Royai, die het alleen gedurende de revolutie met den naam van Palais égalité en later met dien van Palais du tribunat verruilde. Nabij het Palais Royal bevindt zich de Bibliothèque Nationale, de grootste bibliotheek ter wereld, ten n.o. daarvan de beurs (Palais de la Bourse). Op de Place de la Grève staat het prachtvolle stadhuis (Hotel de Vitte), 1872—82 onder leiding van Th. Ballu en De Perthes geheel in den trant van het in 1871 verwoeste raadhuis gebouwd. Op het voornaamste ei and der Seine, Ile de la Cité of ook du Palais geheeten, staan een viertal hoogst merkwaardige gebouwen; vooreerst de aartsbisschoppelijke hoofdkerk Notre-Dame (Onze-Lieve-Vrouwe), een der schoonste en grootste gotische kerken van Frankrijk, uit de 12de eeuw; zij is gebouwd in den vorm van een lat. kruis; de kapellen rondom het koor bevatten schilderijen en grafmonumenten.

Eindelijk het Paleis van Justitie, of kortweg Le Palais, waarnaar het eiland zijn naam draagt, de zetel van verscheidene rechtscolleges; het gebouw, in de 9de eeuw begonnen, diende tot 1431 den koningen tot woning, vandaar de naam. Een der schoonste gebouwen van P. is het Panthéon, oorspronkelijk een kerk, die echter gedurende de revolutie de bestemming kreeg om de graven en tomben van alle beroemde mannen te bevatten, een bestemming die na herhaalde wijziging in 1885 vernieuwd werd. Het ligt op een hoog punt en werd in 1764 begonnen; de ingang is een navolging van het Pantheon te Rome. P. heeft 70 parochiekerken, 48 schouwburgen, inrichtingen van onderwijs (zie op Frankrijk), musea van allerlei aard, groote ziekenhuizen en gestichten. Het is ©en der voornaamste industriesteden der wereld (vooral kunstnijverheid, z.g. articles de Paris); het is ook het commercieele en financieel« middelpunt des lands. Het is ten slotte de grootste vesting der wereld. De stad wordt bestuurd door den prefect van de Seine, den prefect van politie en een gemeenteraad (conseil municipal) van 80 leden; in elk der 20 arrondissementen is een maire.

Geschiedenis

P. was ten tijde dat Caesar Gallië veroverde de hoofdstad van den keltischen stam der Parisii, lag op het Seineeiland (de plaats der tegenwoordige Cité) en heette keltisch Lutuhezi, d. i. waterwoning, bij de Romeinen en Grieken Lukotifeia of Lutetia Parisiorum. Aan den opstand van Vercingetorix in 52 namen ook de Parisii deel, zij werden echter na hardnekkigen strijd door Labienus onderworpen; het daarbij1 verwoeste Lutetia liet Caesar weer ophouwen en versterken. P. was toen een urbs vectigalis (d. i. schatplichtige stad) en standplaats van een rivierflotilje, waarvandaan ook het wapen der stad, een schip, afkomstig is. Verschillende rom. keizers hielden zich daar op, o. a. Contantijn de Groote en Juliaan de Afvallige, die aldaar 360 tot keizer werd uitgeroepen. Sedert 358 was de naam Lutetia door de benaming Civitas Parisiorum, of enkel Parisii of Parisia verdrongen. In 468 werd het veroverd door den Meroving Chlodwig, die het 508 tot zijn hoofdstad verhief, nadat hij het met muren omringd had. Onder Karel den Grooten werd het de zetel van een graaf van P. In de 9de eeuw had het van de rooftochten der Noormannen en herhaa'de hongersnooden veel te lijden. Hugo Capet verklaarde het 987 tot de hoofdstad van Frankrijk, vergrootte het en gaf het nieuwe voorrechten. Onder Philips II August werden voor het eerst de straten geplaveid, het oude Louvre gebouwd en de stad met een sterken vestingmuur omringd. Toenmaals telde P. reeds 100.000 inw. De bisschoppelijke en kloosterscholen van P., die door leermeesters als Petrus Lombardus en Abaelardus reeds beroemd waren, werden omstreeks 1200 tot een studium generale of universiteit vereenigd, die weldra 20.000 studenten telde en in de theologische wetenschap groot gezag had. Onder Philips IV werd de zetel van het parlement, het opperste gerechtshof, definitief 1302 naar P, verlegd, en ook de staten-generaal vergaderden meestal aldaar. Ofschoon 1348 de zwarte dood een derde der inwoners wegrukte, moest 1367—82 de noordelijke ringmuur der stad, die reeds 140.000 inw. telde, verder worden uitgelegd. Door den 100-jarigen oorlog met Engeland, en de daarmee verbonden binnenlandsche beroeringen had P. veel te lijden. 1356—58 verwekte de prévöt der kooplieden, Marcel, onlusten in P., om den derden stand tot den overheerschenden in Frankrijk te maken, maar hij werd door Maillard vermoord en de dauphin weldra weer meester van den toestand. Karel V liet 1369 den bouw der Bastille beginnen, tot bescherming tegen de Engelschen, doch ook tegen nieuwe pogingen tot oproer der Parijzenaars. Tegen de door den regent, den hertog van Anjou, opgelegde nieuwe belastingen kwam het 1382 tot den opstand der Maillotins, zooals de aanvoerders naar de door hen gebruikte looden hamers genoemd werden, die bloedig onderdrukt werd. In den strijd tusschen de partijen der Bourgondiërs en Armagnacs hielden de Parijzenaars het met eerstgenoemden. In 1411 en verv. verkregen de gilden de heerschappij in P.; zij riepen den hertog van Bourgondië naar de stad en leverden 1420 deze in handen der Engelschen over. In 1429 beproefde Jeanne d’Arc tevergeefs een stormaanval op de stad; eerst 1438 werd zij' door Danois voor Karel YII veroverd. In den langdurigen tijd van vrede, dien P. daarop genoot, vermeerderde het bevolkingscijfer tot -1483 weer tot 150.000 inw., die in 17 kwartieren verdeeld waren.

Onder Frans I was P. reeds het middelpunt van wetenschap en kunst in Frankrijk. In den tijd der Hugenootenoorlogen koos de burgerij van P. hartstochtelijk voor het katholicisme en de liga partij; bij de Parijsche z.g. bloedbruiloft 24 Aug. 1572 vermoordden, de burgers een groot aantal Hugenooten. P. leed vervolgens van beleg, hongersnood en pest en gaf zich eerst 1593 aan Hendrik IV over, die groote werken deed uitvoeren. In 1622 werd P. tot aartsbisdom verheven. Tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV was P. het hoofdtooneel van de onlusten der Fronde en van verbitterde gevechten in de voorsteden. Ofschoon Lodewijk XIV de residentie van het hof naar Versailles verlegde, waar zij tot 1789 bleef, was P. nog altijd het middelpunt van het fransche leven, waar alle door positie of geest uitmuntende persoonlijkheden van Frankrijk en het buiten and samenstroomden om fijner zeden te leeren en vervolgens in hun woonplaats of vaderland te verbreiden.

Kunst en letterkunde beleefden in de 17de eeuw in P. hun gouden tijdperk. De Opera en het Théâtre Français werden opgericht, de stad door de verandering der oude wallen ,(boulevards) in wandeldreven, den aanleg van den tuin voor de Tuilerieën, welke 1664 voltooid werden, en van de Champs Elysées door Lenôtre alsmede der pleinen Vendôme en des Victoires en door het oprichten van triomfbogen verfraaid; ook kreeg P. de eerste straatverlichting.

Tijdens de Revolutie speelde P., dat toenmaals reeds over de 500.000 inw. telde, een beslissende rol; het dwong den koning en de nationale vergadering, hun zetel daarheen te verleggen en oefende een terroristische heerschappij over hen uit. De nieuwe stadsregeling, welke P. kreeg, vereenigèe alle gezag in de hand van den gemeenteraad, die op 10 Aug. 1792 door een gewelddaad ter ' zijde gesteld en door de révolutionnaire commune vervangen werd, welke het middelpunt werd der radicaal-soeialistisohe partij en zich niet slechts de heerschappij1 over P. aanmatigde, maar ook over het lot van geheel Frankrijk wilde beslissen. Het onverdragelijk terrorisme der parijsche commune leidde 1794 hoofdzakelijk tot den omkeer en de bevolking van P. verzette zich tegen de gewelddadige veranderingen, die eindelijk tot de oprichting van het keizerrijk leidden, des te minder, daar Hapoleon P,, als de hoofdstad van zijn wereldrijk, met prachtige bouwwerken versierde en daar alles ophoopte wat hij op zijn zegetochten aan schatten van kunst en wetenschap buitmaakte. Handel en nijverheid namen een hooge vlucht en de stad breidde zich naar alle kanten uit. Haar toonaangevende beteekenis voor Frankrijk bleek ook daaruit, dat de bevrijdingsoorlog tegen Napoleon 1814 eerst daardoor beslist werd, dat de verbondenen op P. aanrukten en 30 Maart de hoogten van Romainville en Montmartre veroverden. Den 31 Maart hielden de koning van Pruisen en de czaar aan het hoofd van hun gardes hun intocht in P.

Nadat 3 Mei Lodewijk XVIII zijn intocht gedaan had, werd 30 Mei de eerste vrede van Parijs tussehen Frankrijk en de verbonden mogendheden gesloten. Maar reeds 20 Maart 1815 keerde Napoleon naar P. terug en vierde de wederoprichting van het keizerrijk 1 Juni met een schitterend feest op het Champ de Mars. Na de nederlaag van Waterloo verliet hij 25 Juni P. voor altijd, en reeds 7 Juli hielden de Pruisen en Engelschen hun intocht. Blüeher liet de pruisdsche troepen in P. inkwartieren en de stad een oorlogsschatting opleggen, hetgeen de bevolking ten zeerste verbitterde. Ook liet hij terstond de uit Pruisen geroofde kunstschatten opsporen en terugzenden, waarop ook de overige regeeringen hun eigendom teirugeischten. De tweede vrede van P., dien de 8 Juli teruggekeerde koning Lodewijk XVIII 20 Nov. met de verbonden mogendheden sloot, was voor Frankrijk aanmerkelijk ongunstiger dan de eerste.

Onder de Restauratie nam P. tengevolge van den algemeenen vrede aanmerkelijk in bloei toe. In de bevolking der voorsteden werd weder de republikeinsche agitatie wakker en door de reactionnaire maatregelen der regeering gevoed. De algemeene ontevredenheid kwam 1830 door de Juli-verordeningen van Karel X tot uitbarsting. In de gevechten der Juli-revolutie (27—29 Juli) behaalden de republikeinsche arbeiders de overwinning op de koninklijke troepen, maar de bourgeoisie wist hun de vruchten der overwinning te ontrooven en de Juli-monarchie der Orleansen te stichten. Onder Lodewijk Philips werd P. aanmerkelijk uitgebreid en verfraaid. Een erkenning van de heerschende positie der stad in Frankrijk was ook de 1840 door de kamers goedgekeurde versterking van P. als vesting.

Niettemin was het burgerkoningschap in P. weinig bemind, en toen 1848 de Februari-revolutie uitbrak, gelukte het aan de bevolking van P., de afkondiging der Republiek door te voeren. De vleierijen der nieuwe machthebbers deden weldra den overmoed der arbeidersbevolking zoozeer toenemen, dat deze in den Moedigen slag van 23—26 Juni 1848 door Cavaignac onderdrukt moest worden. De reactie der provincie tegen P. vergemakkelijkte Napoleon III de oprichting van het tweede keizerrijk, dat door grootschen aanleg van straten en anderszins P. gezond en fraaier, doch tevens de revoluties moeilijker moest maken. Onder de energieke, hoewel verkwistende leiding van den prefect der Seine Haussmann (zie ald.) werd het Bois de Boulogne in een prachtig park herschapen, de buitenboulevards en de Buttes Chaumont aangelegd, de verbinding van het Louvre met de Tuilerieën voltooid. Op 30 Maart 1856 werd de vrede van P. gesloten, die aan den Krim-oorlog een eind maakte. In 1855 had te P. de eerste, 1867 de tweede, meer grootsche wereldtentoonstelling plaats.

Niettemin toonde zich de bevolking het keizerschap niet genegen, en de verkiezingen te P. waren steeds ten voordeele der oppositie, in 1869 zelfs radicaal. De parijsche pers werd voortdurend stouter in haar aanvallen op het keizerschap. Naar buiten toonden de Parijzenaars steeds een chauvinistischen overmoed, zooals vooral bij1 het uitbreken van den oorlog met Duitschland 1870 bleek, en de harde ontnuchtering, door de catastrophe van Sedan teweeggebracht, leidde 4 Sept. 1870 tot den val van het keizerrijk. Op het stadhuis constitueerden zich de afgevaardigden van P. in het wetgevend lichaam als regeering der nationale verdediging onder voorzitterschap van generaal Trochu. De verblindheid, waarmede deze iedere concessie aan Duitschland afwees, had 19 Sept. de insluiting der stad door de Duitsche troepen en het beleg van P. ten gevolge. De fransebe strijdmacht binnen P. bedroeg ongev. 580.000 man en bestond uit geregelde troepen en marinesoldaten, de mobiele en de nationale garde.

Onder de uitvallen zijn vermeldenswaard die tegen Villejuif 23 en 30 Sept., 13 Oct. tegen Clamart, 21 Oct. tegen Malmaison en 28 Oct. tegen Le Bourget, dat aan de pruisische garde ontnomen, doch 30 Oct. door deze heroverd werd. Dit verlies en het bericht van den val van Metz en van onderhandelingen over een wapenstilstand veroorzaakten in den nacht van 31 Oct. op 1 Nov. een opstand der socialisten, die echter onderdrukt werd. Einde Nov. werd een groote uitval naar het z.o. ondernomen, om het van Orleans aanrukkende Loire-leger de hand te bieden en de Duitschers tot opheffing van het beleg te dwingen. De strijd duurde verschillende dagen, doch 3 Dec. moest Ducrot zijn sterk gedund leger in de stad terugleiden. Nu deed zich het gebrek aan levensmiddelen en kolen steeds meer gevoelen; brood en paardevleesch werden door de regeering in rantsoenen uitgedeeld, de nachtelijke verlichting ingetrokken; het sterftecijfer in de stad steeg voortdurend hooger. Daarbij kwam sedert einde Dec. het bombardement der Duitschers, dat terstond met de ontruiming van den Mont Avron een belangrijk succes had en in het zuidelijk gedeelte der stad eenige verwoestingen aanrichtte.

Met groote standvastigheid . verdroeg de bevolking al deze ontberingen en dit lijden. Ook uitvallen werden nog beproefd, zoo b.v. 19 Jan. 1871 op het wesberfront van den Mont Valérien uit door de nationale garde, die met .een verlies van 7000 man werd teruggeworpen. In den nacht van 22 op 23 Jan. deed het gepeupel opnieuw een poging om de revolutionhaire commune op te richten. Na- dat deze onderdrukt was, besloot de regeering 23 Jan., onderhandelingen aan te knoopen. Deze leidden 28 Jan. in Versailles tusschen Bismarck en Jules Favre tot het sluiten van een wapenstilstand voor 3 weken, waarbij omtrent P. bepaald werd, dat de buitenforten aan den vijand overgeleverd, de enceinte ontwapend zouden worden, de geregelde troepen en de mobiele garden, 7500 officieren en 241.000 man, hun wapens zouden neerleggen en als krijgsgevangenen beschouwd worden, de nationale garde echter haar wapens behouden zou; P. moest voorts 2500 millioen francs oorlogsschatting betalen. De forten werden 29 Jan. bezet en aanstonds begon men de stad van levensmiddelen te voorzien.

Daar het sluiten der vredesonderhandelingen vertraagd werd, eischte Bismarck 26 Febr. als prijs voor da verlenging van den wapenstilstand de bezetting van P. van» 1 Maart af. Het westelijk gedeelte tot aan den tuin der Tuilerieën werd door 30.000 man bezet doch reeds 3 Maart weer ontruimd, daar de nationale vergadering zich haastte, de vredesonderhandelingen aan te nemen. De hoogere kringen der bevolking hadden na het einde van het beleg meerendeels P. verlaten; de rest was vermoeid en tegen de regeering geprikkeld wegens het vaststellen van den vervaldag der wissels op 13 Maart, waardoor veel kleine lieden geruïneerd zouden geweest zijn, en wegens het verleggen van den zetel der regeering naar Versailles (10 Maart). Daarom vond de Commune (zie dit artikel) een vruchtbaren bodem. Toen deze door de restanten der verslagen legers in bloed was gesmoord, keerde allengs de rust terug in de zwaar geteisterde wereldstad, die zich merkwaardig snel herstelde. De verwoeste gebouwen werden voor het meerende el herbouwd.

Door ’t verleggen van regeering en kamers van Versailles naar P. in 1879 werd het ook weer de politieke hoofdstad van Frankrijk. Van den verrassenden herbloei van handel en nijverheid gaven verschillende wereldtentoonstellingen sedert blijk. Na den terugkeer der communards uit de ballingschap tengevolge der amnestie van 1879 en 1880 verhief de radicale partij zich weer en verkreeg in den gemeenteraad de meerderheid, wier besluiten de regeering evenwel altijd voor ongeldig verklaarde, zoodra zij zich boven de wetten plaatste en zich aanmatigde, haar wil aan de natie op te dringen. Steeds tot oppositie geneigd, begunstigde de bevolking van P. een tijdlang het boulangisme, doch gaf het reeds 1890 geheel op.