(eigenlijk M. J.
H.). Nederl. toonkunstenaar, geb. 15 Nov. 1820 te Roermond, studeerde achtereenvolgens te Luik, te Brussel en te Parijs. Op 17-jarigen leeftijd behaalde hij reeds een eersten prijs voor klarinet. In 1848 werd hij benoemd tot leeraar in de muziek aan het gymnasium te Katwijk aan den Rijn en in 1853 tot directeur der koninklijke harmonie en van een liederkrans te Roermond, welke betrekking hij tot 1857 vervulde, waarna hij zich te Rotterdam vestigde en Rottcs Mannenkoor oprichte. In het geheel schreef hij 164 toonwerken, waarvan een menigte in liturgisch-polyphonen stijl.