Gepubliceerd op 19-01-2021

Jos. alvinczy

betekenis & definitie

Oostenr. veldmaarschalk, geb. 1 Febr. 1735, overl. 25 Nov. 1810 te Ofen. In den zevenjarigen oorlog onderscheidde hij zich als hoofdman en majoor, en trad in 1779 bij den overval van Habelschwerdt op den voorgrond.

Joseph II benoemde hem hierop tot generaal-majoor en droeg hem de opleiding van den prins en lateren keizer Frans II op. Onder Laudon nam hij deel aan een campagne tegen de Turken, en werd gedurende dezelve tot luitenant-veldmaarschalk bevorderd, alhoewel de door hem geleide bestorming van Belgrado werd afgeslagen. In 1790 werd hem het dempen van den opstand in België tegen Oostenrijk opgedragen; hij voerde in 1793 zelf eene divisie aan en onderscheidde zich in den slag bij Neerwinden; 7 Sept. leed hij bij Hondschooten een nederlaag. In April 1795 aanvaardde hij het opperbevel over het leger aan den Boven-Rijn, en werd in 1796 door Frans II naar Weenen ontboden om zitting te nemen in den hof krijgsraad; de nederlagen der oostenr. wapenen voerden hem echter weldra naar het slagveld terug; in den herfst van 1796 aanvaardde hij het opperbevel over het leger in Italië en trachtte Wormser, die in Mantua ingesloten was, te ontzetten; na de overwinning te hebben behaald in de gevechten van Scalda-Ferro, Bassano en Yicenza, werd hij door Bonaparte bij Arcole (15—17 Nov. 1796) en bij Rivoli (14 Jan. 1797) volkomen verslagen. De keizer riep hem terug en stelde hem aan tot opper-bevelhebber in Hongarije.Tot 1808 behield hij den titel van veldmaarschalk.

< >