Gepubliceerd op 20-01-2021

Brussel

betekenis & definitie

(fr. Bruxelles; duitsch Brüssel; eng.

Brussels). Hoofdstad van het koninkrijk België en van de provincie Brabant, voorheen hoofdstad der Oostenrijksche, vroeger Spaansche Nederlanden, is gelegen in het centrum des lands, onder 50c 51' 10" N.B. en 4° 22' 13" O.L. van Gr., 15 meter boven zeespiegel, aan de grootendeels overwelfde Senne, een zijrivier van de Schelde, staat noordwaarts door het kanaal van Willebroek met Antwerpen en zuidwaarts door het kanaal van Charleroi met de Sambre in gemeenschap; B. heeft een gemiddelde jaartemperatuur van + 10,3 C., maximum in Juli + 18,4, minimum in Jan. 2,3° C. De stad had in 1825 84000 inw., in 1846 123.874, in 1856 152.828, in 1890 182 305, einde 1898 207,910 inw. en met de acht voorsteden Etterbeek, Ixelles, Saint-Gilles, Anderlecht, Molenbeek-St. Jean, Laeken, Schaerbeek en St.-Josse-ten-Noode 561.128 inw., of ongeveer Vu van de bevolking van het geheele rijk.B., gebouwd op een onregelmatigen bodem, bestaat uit een boven- en een benedenstad; de benedenstad, met nauwe, bochtige straten en stegen, doorsneden en omgeven door meerdere zeer breede straten en elegante boulevards, wordt door de arbeidende klasse en de grootere en kleinere neringdoenden bewoond; de bemiddelde stand houdt zich meer in het bijzonder in de bovenstad op, die in den laatsten tijd met een geheele nieuwe wijk, het quartier Léopold is vergroot; in de bovenstad wordt bijna uitsluitend fransch gesproken, in de benedenstad heeft het vlaamsch de overhand. B. is een zeer schoone stad, echter zonder een bepaald, sterk uitkomend karakter; zijn schouwburgen, paleizen, musea, kerken, hotels, cafés enz. zijn meest navolgingen van die in andere wereldsteden; zijn park herinnert aan het Weener Prater, zijn bois de Cambre aan het Parijsche bois de Boulogne; slechts in Zijn spraak, ontstaan uit de saamsmelting van de talen der beide hoofdelementen van het belgische volk, Vlamingen en Walen, heeft B. iets belgisch. Van de vroegere vestingwerken bestaat nog slechts een in 1381 gebouwden toren; de stadswallen zijn herschapen in schaduwrijke boulevards, die de stad bijna geheel en in den vorm van een onregelmatigen vijfhoek omgeven. In de buurt van de Porte de Hal bevindt zich een zeer oude, dichtbevolkte wijk, wier bewoners, de zg. Marolles, een eigen dialect spreken, zich in gebruiken aan de overige bevolking onderscheiden, en als het ware een eigen kaste — de parias van Brussel — uitmaken. Behalve de boulevards moet als promenade de breede, fraai-aangelegde avenue Louise genoemd, die naar het 2 km. van B. gelegen bois de Cambre voert; verder de eertijds drukke, thans weinig bezochte Allée Verte, langs het kanaal, en halverwege naar het 4 km. verwijderde koninklijk lustverblijf Laeken voerende. De voornaamste aantrekkelijkheid van de bovenstad is het met twee waterpartijen en vele marmeren standbeelden versierde, 13 hectare groote Park; in het schilderachtig gelegen even groote park Léopold bevond zich vroeger een dierentuin. Onder de vele groote, veelal met fonteinen versierde pleinen van B. zijn de voornaamste de Place Royale, waarop het door Simonis bewerkte, in 1848 onthulde ruiterstandbeeld van Gotfried van Bouillon, staande vóór de schoone kerk St. Jacques-sur-Caudenberg; verder de Grande Place, het Marktplein met het raadhuis, het konings- of broodhuis, en vele oude, uit den spaanschen tijd dagteekenende gebouwen; eindelijk de Place de la Monnaie (met het Théâtre Royal, en hetnieuwe paleisachtige postkantoor), het Martelaarsplein, (op hetwelk de in de Septemberdagen van 1830 gevallen helden rusten), de Place du Grand Sablon (met een monumentale fontein), de Place du Petit Sablon (met het gedenkteeken der graven van Egmond en Hoorne, eene met statuetten versierde door een hek omgeven klein plantsoen, en de standbeelden van geleerden en kunstenaars uit den tijd van het spaansche schrikbewind, als Ortelius, van Orley, Locquenghien, Mercator, Dodonée, de Vriend, Brederode en Van Bodeghem), de Place des Barricades (standbeeld van den ontleedkundige Vesalius) de Place Aneessens (vroeger Place Joseph Lebeau geheeten, met standbeeld van Aneessens, in 1889 onthuld), de Place Rouppe (met een standbeeld voorstellende de beschermgodin der stad) en het Congresplein, met heerlijk uitzicht over de benedenstad en met de 47 meter hooge congreszuil (1859, van Geefs), gekroond door het 4 meter hooge standbeeld in brons van Léopold I. Onder de overige monumen zijn nog te noemen de Manneken-Pis-fontein (van Duquesnoy, 1619), het standbeeld van generaal Belliard (1836), dat van min Gendebien (1874), dat van Charles Roger (1897), dat van Frère Orban (1900). Onder de kerken is de kathedraal van St. Gudala, in de 12de eeuw op de plaats van de kapel van den H. Michael begonnen, met 2 onvoltooid gebleven torens en 16 M. hooge, rijkbeschilderde vensters de voorn.; verder de St. Jacques-sur-Caudenburg (ten tijde der Conventie tempel der Rede), de Notre Dame de la Chapelle, de Notre Dame de Finistère, de St. Katharijnekerk, de Mariakerk te Schaarbeek met byzantijnschen koepel, en de doorPoelaert ontworpen kerk te Laeken. Onder de wereldlijke bouwwerken zijn te noemen het in 1401—54 in gotischen stijl opgetrokken raadhuis met een 118 meter hoogen toren, een meesterwerk van middeleeuwsche bouwkunst, die boven de geheele benedenstad uitsteekt, en op zijn spits de ruim 5 M. hooge vergulde beeldzuil van den schutspatroon van Brussel, den H. Michael, draagt; verder het tegenover het raadhuis gelegen koningsol' broodhuis, een overoud, herhaaldelijk gerestaureerd en verbouwd gebouw, waarin o.a. de graven van Eginonu en Hoorne den nacht vóór hun terechtstelling doorbrachten; het Entrepot aan het kanaal van Charleroi; de markthal (Halles centrales); de vischhal, het hospitaal St. Jean; de staats-bibliotheek (met 300,000 banden, 12,000 handschriften en een verzameling van 60,000 gravures); het voormalig paleis van den gouverneur-generaal (Ancienne-cour), thans museum; het paleis de la Nation; voor de zittingen van den Senaat en van de Kamer; het koninklijk slot, ten tijde der fransche heerschappij zetel der prefectuur, rijkelijk van kunstschatten voorzien ; het paleis der academie, voorheen paleis der prinsen van Oranje ; het slot van den hertog van Arenberg, welks rechtervleugel met de historische Egmond-kamer op 23 Jan. 1892 een prooi der vlammen werd ; het paleis der graven van Vlaanderen; het Wierts-museum met uitsluitend schilderijen van Wierts; het conservatorium; de nationale bank, de beurs (stijl Lodewijk XIV), het universiteits-gebouw, het groote nieuwe paleis van justitie, (in grieksch-romeinschen stijl gebouwd door Poelaert, met een 98 M. hoogen koepel), een der meest grootsche bouwgewrochten van Europa, in 1866 aangevangen en in 1883 voltooid, bouwkosten ruim 50 millioen francs ; de galerij St. Hubert met groote winkels, cafés enz. ; de Noordpassage, de Handelspassage, en eindelijk het Paleis du Cinquantenaire, een overblijfsel van de tentoonstolling van 1880, ook middelpunt van de wereldtentoonstelling van 1897, met het museum van oudheden en kunstnijverheid.

De stad wordt bestuurd door een burgemeester (salaris 25.000 francs per jaar), een schepencollege van 5 leden (elk 8000 francs per jaar), en een gemeenteraad van 29 leden, die op zes jaren worden gekozen. De stad is in 6 divisiën verdeeld, elk met 11 onder toezicht van een politie-commissariaat staande secties. De waterleiding, die ook de 8 voorsteden voorziet, heeft een buizennet van ongeveer 400 km De rioleering is in den laatsten tijd zeer verbeterd. De stad onderhoudt een bijna 6000 man sterke burgerweer.

B. is zetel der hoogste staatslichamen, van den Senaat, de Kamer van afgevaardigden, het provinciaal bestuur, der diplomatische vertegenwoordigers van vreemde mogendheden, enz.

Onder de inrichtingen van onderwijs staat de door de provincie, de stad en de vrijmetselaarsloges onderhouden vrije universiteit, met alle faculteiten uitgezonderd de theologische, en waaraan bijzondere seminariën voor pharmaceuten en polytechnici verbonden zijn, bovenaan; zij telt een 1500-ta’. studeerenden; verder heeft B. een atheneum, een militaire academie, een kon. academie der wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten (1000 leerlingen), een medische academie, een vee-artsenijschool, een conservatorium, een doofstommen- en blinden-instituut, een handelsschool, een huishoudschool voor meisjes, enz., benevens een menigte staats-, gemeentelijke en bijzondere lagere scholen. Het Palais des Beaux-arts, een in 1880 voltooid klassiek bouwgewrocht bevat beeldhouwwerk in modernen stijl, benevens oen verzameling van omstreeks 600 schilderingen van oude meesters, voornamelijk van de zuidnederl. school; de werken van nieuwere meesters (olieverf, aquarellen) bevinden zich in acht zalen van het Musée moderne.

B. is meer een industrieele (meubel-, rijtuig-, papier-, handschoen- en lederfabrieken) dan een handelsstad; in beide opzichten moet het echter onderdoen voor vele andere steden van het land; de handel bestaat hoofdzakelijk uit luxe- en klein-handel en hoewel er eenige groote handelsflrma’s zijn gevestigd, kan B. toch niet onder de steden van den groothandel worden gerekend; talrijk zijn de boek-, kunst- en muziekhandel, benevens de huurbibliotheken; het handelsonderwijs staat een handelsmuseum ten dienste; er zijn voorts vele groote verzekering-maatschappijen, mijn-ondernemingen enz. gevestigd; onder de bankinstellingen staan de Société générale en de Banque nationale (opgericht in 1851) bovenaan.

Op de kanalen waaraan B. gelegen is heeft een drukke binnenscheepvaart plaats; wat het spoorwegverkeer betreft is B. omgeven door een ceintuurbaan, verbonden door drie hoofdstations en acht halten; overigens staat B. door de lijnen 8.-Herbesthal, B.-Antwerpen, B.-Ouiévrain, B.-Arlon-Sterpenich, B.-Ostende, B.-Tervueren, B.-Lille (allen lijnen der Belgische staatsspoorwegen), B.-Dilbeck-Schepdael, B.-Haecht en B -Anderlecht-St. Quentin in alle richtingen met het vasteland van Europa in directe gemeenschap. De door den staat geëxploiteerde telephoondienst omvat een 1200-tal lijnen.

De omgeving van B. is ten deele zeer schoon; de fraaiste punten zijn het Cambrebosch, ten z.o., het park te Laeken, ten n., het park te Tervueren, in het o en de des zomers druk bezochte, in het bosch van Soignes gelegen dorpen Watennael-Boitsfort, Groenendael (met hippodroom) en la Hulpe.

Brussel verschijnt in de geschiedenis het eerst in 870 onder den naam Brosella, vervolgens in de 10Jl! eeuw onder den naam Bruoscella; gewoonlijk worden deze namen als van het oude bro of bruoc (broek, drassig land) en selle of sele (woning) afgeleid beschouwd; allereerst schijnt B. een villa der frankische monarchen te zijn geweest; een oorkonde van Otto I van 966 bevestigt het toenmaals voorhanden zijn eener kerk, volgens de nieuwere vorschers gewijd aan den H. Michael en gelegen nabij of op de plaats der tegenwoordige Saint Gudula. Gerberge, zuster van Otto den Groote, bracht de plaats als bruidschat aan haar echtgenoot, hertog Giselbert van Lotharingen; haar kleindochter, eveneens Gerberge geheeten, huwde met graaf Lambert van Leuven; met het gebied van laatstgenoemde kwam B. onder de heerschappij der hertogen van Neder-Lotharingen en Brabant, door wier invloed de stad tot groot aanzien geraakte; sinds Jan I (1251—59) schijnt B. de residentie der vorsten gebleven te zijn, hoewel Leuven nog den titel van hoofdstad bleef voeren. Na veelvuldige botsingen der op hun voorrechten ijverzuchtige burgers met de patriciërs en de vorsten, en na een verwoeden burgerkrijg, die na den dood van Jan III (1355) over de stad losbarstte, kwam het erfdeel van diens dochter Johanna aan de gravin van Vlaanderen, gemalin van den bourgondischen hertog Filips den Koene, die het bestuur van Brabant en Limburg aan haar zoon Antoon overliet; na den dood van diens zonen (1430), ging het bezit van het hertogdom Brabant op Filips den Goede, hertog van Bourgondië, over, om onder zijn kleindochter Maria aan het huis Habsburgte komen; herhaalde inbreuken van dit huis op de bezworen vrijheden der toen sterk bevestigde en zeer belangrijke stad deden te B. meerdere opstanden uitbreken, die echter steeds met een verzoening eindigden. Karel V verhief B. tot hoofdstad der Nederlanden, en schonk haar al den glans, die een schitterende hofhouding vermag te verleenen. Onder Filips II werd B., waarheen de koning den zetel der stadhouderij onder Margaretha van Panna verlegd had, het hoofdtooneel der nederlandsche revolutie; nadat op 5 April 1566 Brederode aan het hoofd van het verbond der edelen de regentes het bekende smeekschrift had overhandigd, werd hier op den avond van denzelfden dag het verbond der geuzen gesloten.

In den langen vrijheidsoorlog was B. beurtelings het hoofdkwartier der Spanjaarden en der Nederlanders. In 1576 werd hier de pacificatie van Gent, en 9 Jan. 1577 de unie van Brussel, aan welks bepalingen don Juan van Oostenrijk zich een tijdlang onderwierp, afgesloten. Na het vertrek van laatstgenoemde hield Oranje op 23 Sept. 1577 als ruwaard van Brabant zijn intocht in Brussel, doch moest de stad na Juan’s overwinning bij Gembloux, 31 Jan. 1578, weer ontruimen: hoewel de stad hierop ten koste van groote opofferingen eenigen tijd haar onafhankelijkheid wist te bewaren, moest zij zich kort na Oranje’s dood aan Farneso overgeven; Isabella, gemalin van aartshertog Albertus, zocht vruchteloos de stad en het noordelijk deel der zuidelijke nederlanden in de spaansclie heerschappij te doen berusten. Zwaar leed de stad een eeuw later in de oorlogen van Lodewijk XIV met Spanje (bombardement v. Brussel in 1695 onder Villoroy), alsook in die van Oostenrijk met LodewijkXV (belegering en inneming in 1746 onder'den maarschalk van Saksen), meer echter nog door haar gedurig verzet tegen het oostonrijksche regeeringsstelsel; de regeering van Maria Theresia bracht een kort tijdperk van verademing; onder Joseph II braken weer moeilijke tijden aan (Brabantsche revolutie, 1789) nauwelijks was na eene korte onafhankelijkheid de oostenrijksche heerschappij weer bevestigd, of België viel door don slag van Jemappes den Franschen in handen, waarop Dumouriez, op 14 Nov. 1792 zijn intocht in B. hield, dat de Oostenrijkers sinds het begin van den oorlog als hoofdkwartier en de fransche emigranten sinds liet uitbreken der groote revolutie als toevluchtsoord had gediend. De nederlaag bij Neerwinden verdreef de Franschen weder uit Brussel, dat echter na Jourdan's overwinning bij Fleurus (10 Juli 1794) andermaal in handen der laatstgenoemden viel; onder het eerste fransche keizerrijk was het de hoofdstad van het departement Dyle; door de verbondenen in Febr. 1814 van de fransche heerschappij bevrijd, werd het in 1815 (21 Sept.) bij het nieuwgevormde koninkrijk der Nederlanden gevoegd, waarvan het beurtelings, met Den Haag zetel van de Staten-Generaa! en residentie was; trots den stoffelijken bloei waartoe de stad gedurende de vereeniging der beide Nederlanden geraakte, ontstond hier zoowel als elders weldra een geest van ontevredenheid en verzet tegen het nederl gezag, en na de Julirevolutie in Parijs, brak hier het eerst de revolutie uit, die tot de afscheiding leidde (25 Aug. 1830, zie België: Geschiedenis ); B werd nu de hoofdstad van het nieuwgevormde koninkrijk België, en op 21 Juli 1831 hield de nieuwe souverein, prins Léopold van Saksen-Coburg, zijn intocht in B.

In B. werden in het laatst gedeelte der 19*1« eeuw talrijke belangrijke internationale congressen gehouden, als in 1890 het anti-slavernij-congres: in 1891 het tweede internationale arbeiderscongres enz.; in 1900 word hier het internationaal secretariaat dor sociaal-demokratie geopend; (vertegenwoordigers v. Nederland I’. J. Troelstra en H. van Kol); in 1897 werd te B een wereldtentoonstelling gehouden.