eigenl. Overbroek, ned. philol., in 1651 geb., werd in 1681 conrector te Delft, in 1682 hoogl. der gewijde en ongewijde geschiedenis en welsprekendheid, in 1693 in de geschiedenis, gr. taal en welsprekendheid te Leiden, waarbij in 1702 het onderwijs der vaderlandsche geschiedenis gevoegd werd.
Hij overleed in 1715, zijn geleerden arbeid in handschrift aan de boekerij der Leidsche hoogeschool nalatende. Hij schreef o. a.: Dissertatie* de morte Judae (Leid. 1702) niet een daarbij behoorend Responsio (ald. 1703), Responsie) 11 (ald. 1703), Dissertatio ad Phil. 1 : 13 (Fran. 1687), uit de algemeene geschiedenis en oudheidkunde Animadversioncs histoj ricae (Amst. 1685), Origines Babylonkae et Aegyptiaeae (Leid. 1711), een uitgave van SancUi Minerva (Fran. 1687).
