nederl. letterkundige, zoon van den vorige, geb. 5 Febr. 1849 te Tjallebert, studeerde te Utrecht in de letteren en wel in hoofdzaak moderne talen en aesthetiek. Behalve vele literaire bijdragen in verschillende tijdschriften als „De Gids”, „De Nieuwe Gids” e.a. schreef hij eenige romans en liet hij eenige dichtbundels verschijnen: Sonnetten (1885) en Zonder Sonnetten (1886).
W. was een der eersten, die om z’n klare visie en heldere taal in een waardeerende kritiek van Kloos de goedkeuring der „NieuweGidsei\s” mocht verwerven. W. beoefent ook niet omverdienstelijk de schilderkunst, hoewel zijn beteekenis in zijn literairen arbeid ligt en vooral daarin, dat hij een der eersten was, die de denkbeelden van de letterkundige beweging van ’80 in zich opnam en op uitnemende wijze in z’n gedichten belichaamde.