1) L, heilige, van Pelusium (Pelusiota), geb. omstreeks 370 te Alexandrië, was archimandriet in een klooster te Pelusium in Beneden-Egypte; zijn sterfjaar is onzeker (omstreeks 440). Van hem zijn 2012 brieven tot ons gekomen, welke voor de geschiedenis van zijn tijd van belang zijn; ze zijn uitgegeven door Morell (Parijs 1638).
2) I., heilige, sedert 594 bisschop van Hispalis (Sevilla), vandaar I. Hispalensis genaamd, geb. te Cartagena omstreeks 560, overl. 4 April 636, heeft in een tijd van groot verval in letterkunde en wetenschap de kennis der oude klassieken zooveel mogelijk bewaard, voornamelijk in zijn verzamelwerk Originum seu etymologiarum libri XX, een soort van encyclopedie, waarin een massa bijzonderheden, vooral betreffende de romeinsche oudheid, worden medegedeeld. Van minder belang is een kleiner, uit oudere grammatici geput werk, De differentiis seu proprietate verborum libri III, en nog minder zijn Liber glossarum. Als godgeleerd schrijver trad hij op in zijn liturgisch werk De officiis ecclesiasticis libri II en in Sententiarum seu de summo bono libri III; als geschiedschrijver in zijn Chronicon usque ad annum V Heraelii, dat een korte geschiedenis der Goten, Wandalen en Sneven behelst. De naar hem genoemde verzameling van canones zijn evenmin van hem afkomstig als de pseudo-isidorische decretalen (zie PseudoIsidorus). I. wordt in de r.-kath. kerk als heilige en kerkleeraar vereerd; zijn feestdag is 4 April. De beste uitgaven zijner werken zijn die van Arevalo (fiome 1790—1803, 7 dln.) en van Migne (in diens „Patrologia Latina”, Parijs 18o0).