Gepubliceerd op 17-02-2021

Heilige

betekenis & definitie

(bijv. nw. heilig, oudsaksisch helag, oudhoogd. heilag, angelsaks. halig, oudnoorsch heilagr, nieuwhoogd. heilig, eng. holy, zweedsch heiig, deensch heilig: rein, volmaakt; aan God of aan een godheid gewijd; het voorwerp van godsdienstige vereering; het heil des menschen bevorderend of met dat doel in ’t leven geroepen; ter aanduiding van iets dat men als onverbreekbaar beschouwt; werkelijk, waarachtig) in de r.-kath. kerk: iemand, die heilig verklaard is. Volgens de katholieke kerkleer zijn heiligen: die afgestorvenen, die zich door hun leven en sterven hebben waardig gemaakt, als voorsprekers bij God door de menschen vereerd en aangeroepen te worden.

In de eerste tijden der kerk werd aan de voorbede der martelaars en belijders, reeds tijdens hun leven, een van kerkelijke straffen bevrijdende macht verleend, en overeenkomstig de leer van de „gemeenschap der heiligen” werd, na hun zaligen dood, nog grootere macht aan hun voorspraak toegekend. De vereering der martelaren is dan ook zoo oud als de kerk zelve, en werd door de voornaamste kerkvaders en bisschoppen der 4de en 5de eeuw ten zeerste aanbevolen. In de oostersche kerk werd vroegtijdig, zeker reeds in de 4de eeuw, het feest van allerheiligen gevierd. Ter eere van de verschillende heiligen werden afzonderlijke kerken gebouwd, waarin men hun reliquieën bewaarde; zoo ontstond de vereering van een heilige als beschermheilige of patroon, zoowel van kerken, steden en landen als van bijzondere personen, en werden zij voorts aangeroepen in speciale gevallen tegen ziekten, gevaren enz. Engeland b.v. vereerde als beschermheilige den h. Georgius, Spanje den h.

Jacobus (den Meerderen), Hongarije den h. Stephanus; rechtsgeleerden vereerden als hun patroon den h. Ivo, scholieren en studeerenden den h. Gregorius, schilders den h. Lucas, timmerlieden den h. Jozef, schoenmakers den h.

Crispinus (Crispijn), musici de h. Cecilia. Tegen de pest werden de hh. Rochus en Sebastianus aangeroepen, tegen ookziekten de hh. Ottilia, Clara en Lucia. Ook dieren werden onder de bescherming der heiligen geplaatst; zoo b.v. de ganzen onder die van den h.

Gallus, enz. Als de koningin der heiligen wordt de h. Maagd en Moeder Gods Maria vereerd. De christelijke kunst irf de middeneeuwen heeft zich ijverig bezig gehouden met het vaststellen van de attributen der heiligen, welke deels aan de schriftuur, deels aan de geschiedenis (legende) ontleend zijn; zoo gaf men b.v. aan den h. Petrus den sleutel, aan den h. Joannes den Dooper het lam, enz.De vereering der heiligen werd door de hervormers geheel en al verworpen, daar zij volgens hen in tegenspraak is met de christetelijke leering, dat alleen God aanbeden mag worden en dat Christus de eenige middelaar is tusschen God en de menschen. Daartegenover leert het Concilie van Trente dat met de vereering der heiligen alleen God bedoeld wordt en de katholieke kerkleeraars maken onderscheid tusschen aanbidding (lat. adoratio, grieksch latreia), die alleen aan de 3 goddelijke Personen verschuldigd is en slechts aan deze bewezen mag worden, en vereering (lat. veneratio, grieksch douleia), die ook aan het schepsel mag bewezen worden. Reeds zeer vroeg werden de levensgeschiedenissen (legenden) der heiligen verzameld en volgens den kalender geordend; daaruit ontstonden calendaria, menologia en martyrologia, zooals die van Beda (Venerabilis), Hrabanus Maurus, Notker e. a. welke voor ons bewaard zijn gebleven. Talrijk zijn ook de Yitae Sanctorum (Levens der Heiligen), waarvan in de middeneeuwen zeer vele verzamelingen bestonden; daaronder zijn vooral bekend, in het Oosten de door Simeon Metaphrastes samengestelde, en in het Westen de Legenda aurea (Gulden legende) van Jacobus de Voragine (overl. 1298). Gedrukte Vitae Sanctorum bestaan er van Aloysius Lipomanus (8 dln., Rome 1551 —60), Laurentius Surius (3de dr., 12 dln., Keulen 1618) e. a. Het uitvoerigste en meest betrouwbare werk van' deze soort zijn de Acta Sanctorum (Handelingen der Heiligen), door den jezuiet Joannes Bolland -{Antw. 1643) begonnen en door eenigen zijner ordebroeders, de z.g.

Bollandisten, nog steeds voortgezet (vergel. Hagiographie). Zie voorts het artikel Heiligverklaring.