Godgeleerde, in 1575 in Engeland of Schotland geboren; hij studeerde in de theologie te Cambridge, doch zag zich tengevolge zijner puriteinsche gevoelens gedwongen zijn vaderand te verlaten. Hij kwam naar Nederland (1613) en vestigde zich als huisprediker te ’s-Gravenhage; in 1618 en 19 stond hij den president der Dordrechtsche synode, Bogerman, als raadsman ter zijde; in 1620 werd hij hoogleeraar te Franeker en ging later naar Rotterdam als godsdienstonderwijzer, op uitnoodiging van een aantal daar gevestigde landgenooten.
Hij schreef in het latijn: Merg der godgeleerdheid (Medidla theologiae) — Lessen over de Psalmen — Verklaring der brieven van Petrus. Hij overleed 1633.