britsch koninkrijk, de noordelijke kleinste helft van het eiland Britannië, 78.895 km.2 groot (w.o. 4.550 km.2 eilanden: Shetland-eilanden, Orkneys, Hebriden enz.), telde 1901: 4.472.000 inw. Aan alle zijden dringen golven of fjorden (Firths) diep in het land: in het o. de golven van Forth, Tay, Murray en Dornoeh; in het w. die van Solway, Clyde, Linnhe enz.
Aan de westkust zijn goede havens, aan de oostkust alleen de Cromarty-Firth. 8. bestaat uit twee hoofddeelen: de Laaglanden (Lowlands) en de Hooglanden (Highlands), die door het Clyde- en Forth-dal gescheiden worden. De Laaglanden zijn tamelijk vruchtbaar en hebben een goed, eenigszins ruw klimaat. De Hooglanden vormen een woest, weinig bevolkt land, met een ruw, vochtig klimaat, terwijl op de bergen bijna niets dan heideplanten groeien. Naar de gesteldheid des bodems kan men S. verdoelen in Zuid-S., Midden-S., en Noord-S. Zuid-Schotland is een berg- en heuvelachtig land, dat door het Cheviot-gebergte met zijn takken, de Lowther-hills enz., wordt ingenomen, op welke talrijke kudden schapen grazen. Groene vlakten wisselen hier met heuvels, vruchtbare dalen, bosschen en weiden af, terwijl steile rotsen en heidevelden de verscheidenheid vermeerderen. Voornaamste toppen in dit gedeelte: de Cheviot, Hart-Fell, Broadlaw, TintoHill, Queensberry-Hill, enz. Midden-S chotland, ten z. door de Forth-baai en het Forth- en Clydedal, ten n. door het Glenmore-dal (dat door de golf van Murray en het Caledoniakanaal doorsneden wordt) begrensd, is voor meer dan 3/4 gedeelte een bergland, grootendeels meer dan 1000 v. boven de zee, waarvan de Grampian-mountains het hoofdbestanddeel vormen. De hoogste toppen van dit gebergte zijin de Ben-Nevis, Ben-Alder, CairnCelar en Ben-Dearg, Ben-More en Cairn-Gowars, Ben-Lomond enz. Terwijl heidevelden en veengronden zich over een groot gedeelte van het hoogland uitstrekken, wordt in de dalen uitmuntend grasland en goed bouwland gevonden. Ten z. en z.o. van deze vlakte zijn de SidlawHills en de Ochill-Hills. Noord-Schotland, het minst bevolkte gedeelte van Groot-Britannië, bestaat uit een kaal hoogland, ter hoogte van 500—1400 v. Nauwelijks 1/26 van dit gedeelte is vlak. De afwisseling van hooge bergen, dikwijls met burchten gekroonde hoogten, schilderachtige dalen, meren, rivieren en watervallen geven aan S. een eigenaardige bekoorlijkheid. De belangrijkste rivieren v. S. zijn: in het o. de Tweed, de Forth, de Tay, de Dee, de Don, de Spey, de Ness, Findhom en Shin; in het w. de Clyde en de Lochy met de Speen. De vele vischrijke meren (lochs) zijn deels zoetwatermeren, deels diep in het land dringende zeeboezems, bekend door grooten omvang of vermaard om hun bekoorlijke omgeving. De belangrijkste zoetwater-meren zijn het LochLomond, het Loch-Awe, het Loch-Ness, het Loch-Shin, Loch-Maree, Loch-Tay, Arkang, Shiel, Lochy-Laggon en Morrer. Het eenige belangrijke meer in het laagland is het geschiedkundig beroemde Loch-Leven. Behalve het Caledonische kanaal, zijn als kanalen te noemen: het Forth-Clyde-kanaal, het Edinburgh-Glaisgow-Union-kanaal, het Aberdeenkanaal enz. Ongeveer 19 pCt, der oppervlakte is bouwland, 4½ pCt. boschgrond. Tarwe>, haver, gerst, rogge, aardappelen, knollen en klaver worden hoofdzakelijk verbouwd. Het groot-grondbezit heeft de overhand. De schapenteelt is aanzienlijk. Het rundvee en de paarden worden in verschillende rassen onderscheiden. Verder vindt men er wild, water- en zeevogels, terwijl de visscherij (vooral haring) zeer belangrijk kan genoemd worden. De grootste bosschen liggen in Perth, Aberdeen, Boss en Inverness. Vooral de gebergten van Midden-S. zijn rijk aan bruikbare delfstoffen: lood met zilver vermengd, ijzer, koper, steenkolen. Ook wordt er zout uit zeewater gewonnen. Hoofdzetels der industrie zijn Lanark en Renfrew. Glasgow en Paisley leveren voortreffelijke zijden en wollen stoffen. Over het geheele land verspreid is de linnenweverij. Fabriekmatig wordt zij gedreven te Dundee, Forfax, Dumfries, Perth, Aberdeen en Inverary. Belangrijk zijn de scheepsbouw, de binnenlandsche en kusthandel. Glasgow aan de Clyde is hoofdzetel der schotsche koopvaardij. Andere belangrijke havens zijn Greenock en Leith, Dundee en Perth, Aberdeen,Grangemouth, Montrose en Dumfries. De bevolking is het dichtst in Mid-Lothian, Lanarkshire en Renfrew; het slechtst bevolkt is het graafschap Sutherland. De bewoners van eenige deelen der hooglanden zijn nog zuivere Kelten; ongeveer 40.000 personen hier spreken uitsluitend gaelisch. S. heeft ruim 3100 lagere scholen, 300 hoogere scholen, 4 universiteiten (St. Andrews, Glasgow, Aberdeen en Edinburg). Banken: Koninklijke Bank van Schotland, de Nationale Bank en de Schotsche Bank. Spoorwegen: ongeveer 6000 km., met Edinburg, Sterling en Glasgow als middelpunten. S. is verdeeld in 33 graafschappen (counties, shires):Graafschappen. K.M2 Inw.
Shetland 1430 28.185
Orkney 973 28.698
Caithnesz 1844 33.859
Sutherland 4885 21.550
Rosz
en Cromarty 8160 76.421
Invernesz 11021 90.182
Nairn 556 9.291
Elgin 1376 44.808
Banff 1777 61.487
Aberdeen 5101 304.420
Kincardine 1005 40.918
Forfar 2306 284.087
Perth 6737 123.262
Fife 1329 218.843
Kinrosz 202 6.980
Clackmannan 129 32.019
Stirling 1208 142.338
Dumbarton 699 113.870
Argyll 8430 73.665
Bute 583 18.786
Renfrew 657 268.934
Ayr 2975 254.436
Lanark 2302 1.339.289
Linlithgow 328 65.699
Mid-Lothian 951 488.647
Haddington 725 38.662
Berwick 1203 30.816
Peebles 922 15.066
Selkirk 674 23.339
Roxburgh 1734 48.793
Dumfries 2857 72.569
Kirkcudbright 2470 39.407
Wigton 1326 32.683