oud schotsch geslacht van halflegendarischen oorsprong, dat waarschijnlijk met Willem den Veroveraar uit Normandië naar Engeland kwam. De naam zou ontleend zijn aan een groot territorium in Berwickshire, door koning David I van Schotland aan de voorouders van dit geslacht geschonken.
De tegenwoordige hertogen van Aberdeen stammen van een zijtak; de hoofdlinie stierf met den in 1402 gevallen sir Adam G. van Huntly uit. Diens dochter, Elizabeth, huwde met Alexander Seton, die in 1408 den titel van lord van G. en Huntly verkreeg; van hem stammen de graven en markiezen van Huntly af. De G.’s waren steeds trouwe aanhangers van de Stuarts; drie leden van dit geslacht lieten in den burgeroorlog hun leven voor genoemd koningshuis. Een Patrick G., geb. 1635, trad in dienst van czaar Alexei van Rusland, in wiens leger hij de europeesche taktiek invoerde; vertrouweling van Peter I werkte hij de troonr evolutie van 1689 in de hand, bestuurde in 1696 een oorlog tegen de Turken, en overl. 9 Dec. 1699. Het door hem nagelaten „Dagboek van generaal P. G.” (uitgegeven Petersb. en Moskou, 1849—53, 3 dln.) heeft als geschiedbron hooge waarde.Met George, vijfden hertog van G., geb. 1 Febr. 1770, overl. 28 Mei 1833 als britsch generaal, stierf de mannelijke linie der hertogen van G. uit; de titel werd echter in 1876 ten behoeve van den hertog van Richmond vernieuwd, die sinds den titel van hertog van Richmond en G. voert. De titel van markies van Huntly en graaf van Enzie ging over op graaf George van Aboyne (geb. 28 Juni 1761), die van lord Charles G., een jongeren zoon van den in 1649 terechtgestelden markies, af stamde en voor de revolutie van 1789 aan het fransche hof vertoefde, onder den naam van lord van Strathaven; hij overl. 17 Juni 1853 te Londen, en werd opgevolgd door zijn zoon, Charles G., overl. 18 Sept. 1863, en deze wederom door zijn oudsten zoon, Charles G., geb. 5 Maart 1847, den tegenwoordigen markies van Huntly en graaf van Aboyne.
Een der bekendste leden van het geslacht der G.’s is lord George G. (geb. 1751, derde zoon van den derden hertog, zie Huntly), aanlegger en leider van het no popery-oproer te Londen in 1780, deswege van hoogverraad beschuldigd doch vrijgesproken, later, naar Frankrijk gegaan, hier wegens een smaadschrift tegen Marie Antoinette tot gevangenisstraf veroordeeld; tijdig ontkomen en naar Engeland teruggekeerd, schreef hij een heftig pamflet tegen de engelsche rechtsbedeeling, werd daarvoor tot 5 jaren tuchthuisstraf veroordeeld, en stierf 1 Nov. 1793 in de in 1780 onder zijn leiding in brand gestoken Newgategevangenis.