Gepubliceerd op 23-02-2021

Londen

betekenis & definitie

engelsch London, hoofdstad van het Britsche rijk, de grootste stad der aarde en middelpunt van het wereldverkeer, ligt onder 51° 33', aan beide oevers van de hier zeer bochtige Theems, 75 km. boven haar monding in de Noordzee, op een heuvelachtigen bodem; het klimaat is door de nabijheid der zee, zacht (gemiddelde jaartemperatuur 10.3° C., des zomers 16.6°, des winters 3° C.); aanhoudende vorst komt zelden voor; berucht is de londensche mist (fog).

De stad, die oorspronkelijk slechts de tegenwoordige City omvatte, heeft zich vandaar naar alle richtingen en over meer dan 100 omgelegen dorpen en steden heen uitgebreid; zij ligt thans in vier graafschappen (Surrey, Kent, Middlessex en Essex); zij vormt zelf een graafschap (Administrative County of London) van 302 km.2 oppervl. en in 1901 met 4.536 063 inw. Onder van Londen. Gr.-Londen (Greater London) verstaat men ’t politiedistrict L. (Metropolitan and City of London Police Districts), dat behalve het graafschap L. (ook Inner en Registration L. genoemd) 60 kerspelen van het graafschap Middlessex (met 792.225 inw.), 39 idem van Surrey (384.386 inw.), 19 idem van Kent (151.085 inw.), 15 idem van Essex (672.125 inw.) en 16 idem van Hertford (44.732 inw.) omvat, zoodat Groot-Londen een bevolking telt van 6.580.616 zielen, op een oppervlakte van 1795 km.2, met het station Charing-Cross tot middelpunt en met een straal van 24 km. Deze ontzaglijke uitbreiding laat zich gedeeltelijk verklaren door den afkeer der Engelsehen om met anderen onder hetzelfde dak te wonen; in L. woonden in 1901 gemiddeld slechts 7 of 8 personen in elk huis, en reuzengebouwen gelijk de amerikaansche groote steden die bezitten zijn in de britsche hoofdstad onbekend. Het dichtst bevolkt zijn eenige gedeelten der City, Shoreditch, Finsbury, Southwark, Bethnal-Green en Stepney, het dunst de kern der City, Westminster en het Westend. De bevolking neemt in de City gestadig af, groeit daarentegen gedurig aan in Battersea, Fulham, Hackney, Islington, Lewisham, Stepney en Wandsworth.

Het aantal geboorten te L. bedroeg in 1900: 130.868, het aantal sterfgevallen 86.007. Ongeveer 23 % der bevolking bestaat van de industrie, ongeveer evenveel van den handel. Naar den godsdienst onderscheidt men 3½ millioen leden der anglikaansche kerk, 175.000 r.-kath., 85.500 israëlieten, 45.000 baptisten, 42.000 methodisten enz. Volgens een berekening van Charles Booth telt L. 37.000 personen die van misdaad, bedelarij enz. leven (leegloopers, roughs), 317.000 (7½%) onvermogenden en armlastigen, 938.000 arbeiders met ongereI gelde of zeer lage verdiensten, 2.166.000 (51½ %) arbeiders met geregelde verdienste, daaronder begrepen die met iets meer dan een bestaansminimum; de rest behoort tot de middel- en hoogere standen.

De reuzenstad telt ongeveer 8000 straten; tot een enkele straat vereenigd zouden deze een weg vormen dwars door Europa en Azië tot aan het einde van Hindostan. Vele straatnamen komen meermalen voor; zoo zijn er een 20-tal die Kerkstraat (Church Street) heeten; zonder bijvoeging van het stadsgedeelte (b.v. Chelsea, Paddington enz.) zijn brieven daarom dikwijls onbestelbaar. De Theems deelt de stad in een grootere noord- en een kleinere zuidhelft. De noordhelft bestaat eerstens uit de City, het hoofdkwartier van den wereldhandel; hier bevindt zich de Engelsche Bank, een groot gebouw van één verdieping zonder vensters aan de straatzijde, daartegenover Mansion-House (de woning van den lordmajoor), en in de nabijheid daarvan de beurs (Royal Exchange); hier, aan het kruispunt van 9 straten (w.o. Lombard Street met haar banken, Poultry, de voortzetting van Cheapside, met groote winkels, Cornhill en King William Street) bereikt het levensgewoel zijn toppunt.

Verder bevat de City de graanbeurs, de kolenbeurs, de St. Paulskerk, Paternoster Row (de straat der groote boekwinkels), verscheidene kerken, talrijke oude gildenhuizen (Fishmonger’s Hall, Merchant Taylor’s Hall), het raadhuis Guildhall enz. Aan het oosteinde van de City, aan den Theemsoever, ligt de sombere Tower (zie beneden); in het w. voeren Fleet Street, waar zich de redactiebureaux van de meeste groote bladen bevinden, en Holborn Viaduct naar de westelijke wijken; beide genoemde straten staan met elkander in verbinding door Chancery Lane, de zetel der rechtsgeleerden, met Lincoln’s Inn, Gray’s Inn en de beide Inns of Court van den Temple. Een geheel ander karakter draagt het Strand, dat thans door huizenrijen van de Theems gescheiden is en van Covent Garden tot Trafalgar Square reikt; het Strand en omgeving is de buurt der publieke vermakelijkheden, der schouwburgen enz. Van Trafalgar Square, het groote plein op hetwelk dikwijls demonstraties plaats vinden, voert Whitehall zuidwaarts naar de ministeries, het parlementsgebouw en de Westminster-abdij. De voortzetting van Holborn, de breede Oxford Street, voert naar het Hydepark en naar Je zuidwestelijke wijken.

Ten zuiden van Hydepark en van de Kensington Gardens liggen Kensington en Brompton, doorsneden door Fulham Road, met meerdere musea, verder WestBrompton en Chelsea, dat tot aan de rivier reikt. Ten n. en n.w. van genoemde parken breiden Bayswater en Kilburn zich uit. Verwarde stratencomplexen omringen het 190 hectare groote Regentspark; tusschen dit park en drie groote spoorwegstations ligt CamdenTown, breed en regelmatig aangelegd, ten n. daarvan liggen Kentish Town, Lower Holloway, Highbury, allen arbeiderswijken, ten o. daarvan begint Islington, een doolhof van nauwe straten, dat het ernstig karakter van armoede bij zwaren arbeid vertoont, evenals de ten oosten daarvan gelegen wijken De Beauvoir Town, Dalston, Homeston en Hackney. Oostwaarts volgt op de City het East-End (Oosteinde); hier ligt Whitechapel, dat de paria’s der wereldstad herbergt, verder de Jodenwijk (Houndsditch en The Minories), Stepney en Limehouse, Tower Hamlets, Bromley en Poplar, de verblijfplaats der dokwerkers.

Onder de bruggen over de Theems is LondonBridge de oudste (tot 1750 de eenige) en de belangrijkste; de oude London-Bridge was aan weerskanten met huizen bezet, waarvan er in 1745 een in de Theems viel; de tegenwoordige London-Bridge, 1825—31 gebouwd, is 283 m. lang, 6 m. breed en heeft 5 bogen van graniet; over deze brug passeeren dagelijks omstreeks 100.000 menschen en 15.000 voertuigen. Stroomopwaarts volgen SouthwarkBridge, Blackfriars-Bridge (387 m. lang), de fraaie Waterloo-Bridge (420 m.), de Charing Cross-Bridge (tevens spoorbrug) en de Westminster-Bridge (26 m. breed), Lambeth- en Vauxhall-Bridge, de twee bruggen bij Chelsea, de Albert-, de Battersea- en de HammersmithBridge. Oostwaarts van de London-Bridge is onder de Theems door een spoorwegtunnel gebouwd. Reeds lang was de behoefte aan een overgang over den stroom gevoeld, doch daar de scheepvaart het aanleggen eener brug niet gedoogde, kwam Isambert Brunei op de gedachte, een onderaardsche gemeenschap van de beide oevers der Theems aan te leggen. Bijna aan het oostelijkst einde der stad werd in 1825 daarmee een begin gemaakt, en na het overwinnen van alje zwarigheden op 25 Maart 1843 de weg geopend. Twee naast elkander loopende gewelfde galerijen, ieder 7 m. hoog, 3 m. breed en 430 m. lang, in het midden der rivier nog 5 m. onder haar bedding, vormen de rijwegen, tusschen welke nog ruimte voor voetgangers is; het geheel wordt met gas verlicht.

Om tot deze onderaardsche gangen te geraken, zijn spiraal wijze of slakkenhuisvormige gewelfde wegen zoowel voor rijtuigen als voor voetgangers gebouwd. Daar de kosten niet goed werden gemaakt, heeft de maatschappij van onderneming de tunnel aan een spoorwegmaatschappij verkocht, die als voortzetting een nog kolossaler tunnel onder de stad door van Bisschopspoort naar Deptford heeft doen bouwen. In 1870 volgde de Tower-Subway en in 1890 de tunnel voor den electrischen spoorweg.

De zuidhelft van L. bevat de wijken Battersea, bijna uitsluitend bewoond door arbeiders, South-Lambeth met groote spoorwegwerkplaatsen, Kennington, Vauxhall, Bermondsey, Rotherhithe, Deptford (zie ald.), Greenwich (zie ald.), Wandsworth (zie ald.), Stockwell, North- en South-Brixton, Walworth, Camberwell, Denmark Hill, enz.

L. heeft omstreeks 1600 kerken; de St.Paulskerk met de Westminsterkerk, de eenige londensche kerk die architectonische waarde heeft, ligt bijna in het middelpunt der stad op een hoogte, waarop vroeger een gotische kerk (van 610) stond, die in den grooten brand van 1666 te gronde ging. Zij werd van 1675—1710, grootendeels naar het model der St. Pieterskerk te Rome, door den beroemden bouwmeester Christoffel Wren gebouwd en is

de grootste protestantsche kerk op aarde en tevens het heerlijkste gedenkteeken der nieuwere bouwkunst in Engeland. Zij is 160 m. lang, 80 m. breed en de toren heeft een hoogte van 112 m. De prachtige koepel, die haar versiert, heeft 45 m. in doorsnede en rust op 32 zuilen, terwijl op zijn spits een vergulde appel met een kruis staat. Het inwendige dezer kerk is, evenals dat van alle engelsche kerken, hoogst eenvoudig, en daar zij geen parochiekerk * is, wordt zij weinig bezocht; een afdeeling, die nauwelijks 1/10 van haar omvang uitmaakt, dient thans tot de godsdienstoefeningen. In den laatsten tijd is men begonnen, ook in deze kerk eenige gedenkteekens van beroemde mannen op te richten. De overige kerken te L. zijn met weinige uitzonderingen in architectonisch opzicht onbeduidend. Alleen de bisschoppelijke kerken worden hier, gelijk overal in Engeland, op ’s lands kosten onderhouden.

De openbare gebouwen van L. zijn belangwekkender door hun bestemming dan door hun schoonheid. In de City, aan den oever der Theems, ligt de Tower (tour) of toren, een . oude burcht, die vele gebouwen bevat (waarvan het nieuwe gedeelte in 1641 is afgebrand) en met een gracht omgeven is. Willem de Veroveraar moet hier een versterkten toren gebouwd hebben om L. in toom te houden; latere vergrootingen hebben hem zijn tegenwoordige gedaante gegeven. Tot op Elizabeth woonden hier de koningen van Engeland. Men vindt er thans een rijk voorzien tuighuis, benevens een verzameling van oude wapens, w.o. ook voorwerpen uit den buit der in 1588 vernielde Spaansche armada; verder de rijkskieinoodiën, die echter slechts achter een ijzeren traliewerk in een donker gewelf vertoond worden; verder archieven, enz. De Tower heeft tot 1820 als staatskerker gediend; vandaar dat ook vele aanzienlijke personen uit de engelsche geschiedenis hier hun leven geëindigd hebben en in de kerk, die zich hier bevindt, begraven liggen.

De portiers (warders) van dezen burcht, de londensche Bastille, dragen nog de ouderwetsche kleeding, zooals die ten tijde van Elizabeth gebruikelijk was. Westwaarts van daar en aan den oever der rivier ligt het groote tolhuis (Customhouse); het is in de jaren 1813—17, nadat het onaanzienlijke oude afgebrand was, zeer schoon weer opgebouwd. In dit Customhouse, met vele honderden ambtenaren, wordt jaarlijks aan invoerrechten meer geïnd dan bij alle andere engelsche havens samen. De munt (Royal-Mint), een gebouw van 1811, doch in 1882 vergroot en vertimmerd, een der schoonste van L., ligt n.o.-waarts dicht aan den Tower. Vroeger was de munt in den Tower zelf. De beurs (Royal Exchange), in de City, is in 1838 geheel afgebrand, en het nieuwere, prachtige beursgebouw, met een groot binnenplein, in 1844 geopend.

In de nabijheid ligt de bank (Bank of England), een der grootste en tevens onregelmatigste gebouwen. Het fraaiste bouwwerk van geheel L. is het parlementsgebouw. De twee onaanzienlijke gebouwen voor Lager- en Hoogerhuis zijn in 1834 door brand vernield. Onmiddellijk naast de Westminster-abdij, even vóór de Westminster-brug, staat nu het ontzagwekkend nieuwe parlementspaleis. Het grootsche gebouw, tusschen 1840 en 1852 door Charles Barry aan den linkeroever van de Theems opgetrokken, maakt een overweldigenden indruk. Van binnen komt alles overeen met zijn bestemming.

Het daglicht dringt alleen door beschilderde glazen binnen; fresco’s in de breede gangen herinneren aan de voornaamste gebeurtenissen uit Engelands geschiedenis en in de St.-Stephens-Hall prijken de standbeelden van beroemde engelsche staatslieden. Andere aanzienlijke gebouwen van L. zijn het paleis van St. James (koninklijk paleis) en Westminster-abdij, in Westminster, niet ver van de rivier, een der grootste en tegelijk sierlijkste overblijfsels der gotische bouwkunst. In de 7de eeuw gesticht (in een achterhoek van de kapel staat het monument van zijn stichter, den West-Saksischen koning Sebert), bij herhaling vernieuwd en hersteld, bedreigd of geteisterd door plundering, door brand, door den tand des tijds bovenal, staat het daar als Engelands pantheon. Van de negen kapellen er in is de schoonste en prachtigste die, welke, met bewonderenswaardig gebeeldhouwde koorstoelen, onder Hendrik VII in 1502 aan de westzijde werd aangebouwd en waarin zijn graf, dat van Elizabeth en Maria Stuart en van vele koningen en koninginnen te vinden is. Hier heeft de kroning der koningen plaats.

De oude kroningsstoelen (coronation-chairs) staan er nog even zoo als voor ruim 300 jaren. Het inwendige der eigenlijke Westminster-abdij wordt ingenomen door een dubbele rij graftomben van Engelands groote mannen, voor zoover zij zich niet bij de regeerende vorsten onaangenaam maakten. Behalve de weinige welgelukte gedenkteekenen in de Westminsterabdij, zijn er in Londen slechts zeer weinig voortreffelijke werken van beeldhouwkunst. Tot de schoonste behooren het metalen standbeeld van Karel I te paard (1633 gegoten), op het plein Charing-Cross, en het voortreffelijk standbeeld van Jacobus II (1686), op een binnenplaats van een der schoonste gebouwen van Westminster, Banquetinghouse of Whitehall geheeten, vóór hetwelk Karel I onthoofd werd. Het venster, waaruit hij het daarvoor opgerichte schavot beklom, is toegemetseld. Leelijk is daarentegen het standbeeld van koningin Anna (1886), met schepter, kroon en een geduchten hoepelrok, waardoor de ingang tot de St.-Paulskerk ontsierd wordt.

Niet veel beter is het ijzeren standbeeld van den in 1820 overleden koning Georg III op Berkeley Square. In lateren tijd is voor den beroemden Fox een standbeeld op Bloomsbury Square, in het noordelijke deel der stad, verder voor den staatsman Pitt een op Hanover Square, en ter eere van den hertog van Wellington een standbeeld van Achilles, gegoten uit veroverde kanonnen, in het zuidoostelijk gedeelte van Hyde-Park opgericht. Op vele andere pleinen zijn standbeelden voor koningen, ministers en generaals neergezet, meest alle even leelijk. Het schoonste is wel dat, ’t welk van 1865—71 is opgericht in het zuidwestelijk deel van Hyde-Park ter eere van prins Albert. Sinds 1896 staat vóór de beurs een standbeeld van koningin Victoria. Tegenover de Westminsterabdij, aan den oever der Theems, ligt Westminster Hall, een schoon oud gotisch gebouw, waarin vroeger dikwijls groote hoffeesten en parlementszittingen plaats hadden.

Bestuur

Sedert het in werking treden van de Local Government Act van 1888 vormt L. met uitzondering van de City een graafschap (Administrative County), aan het hoofd waarvan een graafschapsraad (County Council) staat, samengesteld uit 19 aldermen (zooveel als wethouders) en 118 raadsleden; de voorzitter pleegt geen lid van dit college te zijn. De raadsleden worden gekozen door de directe belasting betalende ingezetenen, voor den tijd van 3 jaren; zij zelve kiezen weer de aidermen, voor 6 jaren; de bevoegdheden van den londenschen graafschapsraad gaan verder dan die van de raden der overige graafschappen. Door de London Local Government Act is het graafschap L. (behalve de City) in 1899 in 28 zelfstandige gemeenten (z.g. municipal boroughs) verdeeld; deze zijn: Battersea, Bermondsey, Bethnal-Green, Camberwell, Chelsea, Deptford, Finsbury, Fulham, Greenwich, Hackney, Hammersmith, Hampstead, Holborn, Islington, Kensington, Lambeth, Lewisham, Paddington, Poplar, St. Marylebone, St. Pancras, Shoreditch, Southwark, Stepney, Stoke Newington, Wandsworth, Woolwich, City of Westminster. Elk dezer gemeenten heeft een gemeenteraad (Councils), bestaande uit een majoor (mayor), aldermen en raadsleden.

Een bijzondere positie neemt nog steeds de City in; deze heeft volledig zelfbestuur en allerlei privileges. Zij is verdeeld in 28 wijken (wards); deze kiezen 26 aldermen, die elk jaar uit hun midden den Lordmajoor (Lord-Mayor) kiezen, die op 9 Nov. zijn ambt aanvaardt.