Gepubliceerd op 29-01-2021

Gemeente

betekenis & definitie

of commune (politieke), de kleinste administratieve gebiedseenheid van een staat, het kleinste zelfstandig onderdeel van een staat, dat, in overeenstemming met de algemeene landswetten, zelf zijn huishouding regelt en ten deele zelf voorziet in de behoeften in eigen kring, alzoo de kleinste betrekkelijk zelfbesturende gemeenschap van politieken aard. De politieke gemeente is in zijn wezen een verkleind spiegelbeeld van den staat en den grondslag der maatschappelijke organisatie; zij is evenals de staat een rechtspersoon van het publieke recht; zij heeft een grondgebied en onderdanen en haar gezag strekt zich uit over alle personen en zaken die zich binnen haar grenzen bevinden; zij heeft eene aan de constitutie aansluitende grondwet (gemeentewet), een wetgevende macht (gemeenteraad) en een uitvoerende macht (burgemeester en wethouders); ook heeft zij evenals de staat als corporatie de eigenschap van het privaatrecht; zij voert een eigen huishouding (gemeentehuishouding), en kan belastingen heffen (gemeentelijke belastingen), eigendom verkrijgen (gemeente-eigendom) en voor eigen rekening industriëele ondernemingen drijven (gemeentebedrijf). Terwijl de G. in het moderne staatswezen een dubbele positie inneemt, daar zij tegelijkertijd een elementair bestanddeel van den staat en een organisme op zich zelf is, vielen in de oudste tijden bij alle bekende volken de begrippen G. en staat samen: elke G. was een Staat en elke Staat een G. De stedelijke staten der oudheid zoowel als de dorpsgemeenten der germaansche stammen waren souvereine gemeenschappen; deze vereenigden zich in den loop der sociale ontwikkeling tot bondgenootschappen, uit welke langzamerhand de staat is voortgekomen. De verhouding der afzonderlijke gemeenten tot den staat heeft zich in den loop der geschiedenis herhaaldelijk gewijzigd en ook thans nog is zij in de onderscheidene landen zeer verschillend. In het algemeen wordt bedoelde verhoudingbeheerscht door het beginsel van ondergeschiktheid der plaatselijke belangen van het algemeene staatsbelang, met een zekeren graad van zelfstandigheid en zelfbestuur waar het zuivere plaatselijke belangen betreft. De nederl. gemeentewet (in werking getreden 1851, sinds herhaaldelijk herzien) bepaalt in het algemeen: Het bestuur van elke G. bestaat uit een Raad, een burgemeester en wethouders. In elke G. is een secretaris en een ontvanger. De burgemeester kan met Onze goedkeuring tot secretaris worden benoemd. Dezelfde persoon kan zijn burgemeester, of secretaris, of ontvanger van meer dan één Gm, mits de bevolking van geene dier gemeentèn 5000 zielen te boven ga, de gemeenten aan elkander grenzen en haar gezamenlijk zielental 10 000 zielen niet overtreffe. De bevolking eener gemeente wordt geacht te bestaan uit het door de laatste openbare volkstelling daarin aangewezen getal inwoners.

Omtrent den gemeenteraad bepaalt de Gemeentewet in hoofdzaak: De Raad, onverschillig of de burgemeester er al dan niet lid van zij bestaat uit: zielen

7 leden in gemeenten beneden de 3 000
11 3 000 tot 6 000
13 6 001 10 000
15 10 001 11 15 000
17 15 001 11 20 000
19 20 001 11 25 000
21 25 001 11 30 000
23 30 001 11 35000
25 35 001 11 40 000
27 40 001 11 45 000
29 45 001 11 50000
31 50 001 11 60 000
33 60 001 11 70 000
35 70 001 )1 80 000
37 80001 15 100 000
39 100 001 11 200 000
45 boven de 200 000

De leden van den Raad worden gekozen in kiesdistricten door hen, die volgens de in art. 8 der Kieswet bedoelde lijst tot het kiezen van leden van den Raad bevoegd zijn. De districten, waarin de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en ’s Gravenhage verdeeld zijn voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zijn tevens kiesdistricten voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad. In elk dier districten wordt een gelijk getal leden van den gemeenteraad gekozen. De gemeente Utrecht wordt voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad in kiesdistricten verdeeld in dier voege, dat elk der districten, waarin die gemeente verdeeld is voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wordt gesplitst in twee kiesdistricten. De overige gemeenten van boven de 15 000 zielen worden voor de verkiezing van leden van den gemeenteraad in drie kiesdistricten gesplitst. Is het noodig, dat in een der districten een lid meer of minder gekozen worde dan in het andere, zoo wordt hiervoor het district aangewezen, waarvan de bevolking het meest of het minst talrijk is. Gemeenten van 15 000 zielen of minder vormen één kiesdistrict. De kiesdistricten kunnen in stemdistricten worden verdeeld. Eene plaatselijke verordening, aan Gedeputeerde Staten mede te deelen, stelt die verdeeling vast. Daarbij wordt tevens het stemdistrict aangewezen, waarin het hoofdstembureau zitting heeft. De gewone tijd, ter verkiezing der leden van den Raad, is de laatste Dinsdag der maand Juni. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen der leden, die met den volgenden eersten Dinsdag van September, volgens rooster, moeten aftreden. De verkiezing ter vervulling der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, geschiedt binnen zes maanden na dat openvallen. Burgemeester en wethouders bepalen ter vervulling eener tusschentijds in den Raad opengevallen plaats den dag der verkiezing. Zij bepalen vóór elke verkiezing voor leden van den Raad de dagen, waarop, zoo noodig, de stemming en de herstemming zullen geschieden. Bij de periodieke verkiezingen geschieden de stemming en de herstemming in alle kiesdistricten der gemeente op dezelfde dagen. De stemming en de herstemming geschieden in alle stemdistricten van het kiesdistrict op dezelfde dagen. In afwijking van het hieromtrent bepaalde bij art. 51 der Kieswet, wordt in kiesdistricten waarin het aantal kiezers voor den gemeenteraad volgens de kiezerslijst minder dan 2000 bedraagt, de onderteekening vereischt van tenminste Vso gedeelte van het aantal dier kiezers. Is het aantal dier kiezers minder dan 150, dan wordt de onderteekening van ten minste drie kiezers vereischt Op den dag der verkiezing, zoodra de door de wet tot het inleveren der opgaven van candidaten bepaalde tijd is afgeloopen, sluit de burgemeester de lijst der candidaten. Is geen candidaat op die lijst gebracht, dan verklaart de burgemeester, dat niemand is benoemd. Zijn er evenveel candidaten als er plaatsen te vervullen zijn, of minder, op die lijst gebracht, dan verklaart de burgemeester deze candidaten te zijn benoemd tot leden van den Raad. De burgemeester maakt van zijne handeling onmiddellijk proces-verbaal op, dat ter secretarie van de gemeente voor een ieder ter inzage wordt nedergelegd, in afschrift wordt aangeplakt en tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld. Zijn er meer candidaten opgegeven dan er plaatsen te vervullen zijn, dan geschiedt over hen, uiterlijk binnen veertien dagen, eene stemming. Bij eerste stemming wordt geen hunner benoemd dan met volstrekte meerderheid van stemmen. Hebben meer candidaten de volstrekte meerderheid verkregen dan er plaatsen te vervullen zijn, dan zijn zij, die de meeste stemmen hebben verkregen en, bij gelijk aantal stemmen, de oudsten in jaren, benoemd In geval van gelijken ouderdom beslist het lot. Bij herstemming, noodzakelijk wanneer de volstrekte meerderheid van stemmen bij de eerste stemming niet is verkregen, wordt men benoemd met de meeste stemmen. Iridien de stemmen staken, is de oudste in jaren de benoemde. In geval van gelijken ouderdom beslist het lot. De volstrekte en de betrekkelijke meerderheid worden vastgesteld naar het aantal van waarde zijnde in de stembussen gevonden stembiljetten. Wanneer bij eene eerste stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt onmiddellijk door den voorzitter van het hoofdstembureau van het kiesdistrict eene lijst opgemaakt, bevattende de namen der candidaten, die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben erlangd tot uiterlijk tweemaal zooveel namen als er plaatsen te vervullen zijn. Komen ten gevolge van gelijk aantal stammen meer dan het bij de vorige zinsnede bepaald getal candidaten voor plaatsing op de lijst in aanmerking, dan worden deze alle daarop geplaatst. De herstemming heeft plaats uiterlijk binnen veertien dagen na de eerste stemming. Met afwijking van het bepaalde in art. 87 der Kieswet, kan het stembureau, indien de stemming strekt tot verkiezing van meer dan één lid van den gemeenteraad, tusschen de in art. 80 der Kieswet voorgeschreven verzegeling en de opening der stembus een tijdruimte laten van ten hoogste een uur, mits het stemlokaal niet verlatende en de stembus onder zijn toezicht houdende. Met afwijking van het bepaalde in art. 60 der Kieswet wordt, indien de stemming strekt tot verkiezing van meer dan één lid van den gemeenteraad, aan het stembureau, doch uitsluitend voor de werkzaamheden welke met de opening der stembus aanvangen, een vierde lid toegevoegd en het verplichte aantal plaatsvervangende leden met één vermeerderd. Het oudste lid ziet het stembiljet na. De beide andere leden houden aanteekening van elke uitgebrachte stem. Indien bij de beslissing over de waarde van een stembiljet de stemmen staken, beslist de stem des voorzitters. De benoemde ontvangt onverwijld van den burgemeester der G. een afschrift van het proces-verbaal, waaruit zijn candidaatstelling of zijn benoeming blijkt en, in geval van stemming of herstemming, van den voorzitter van het hoofdstembureau afschriften van de daarvan opgemaakte processenverbaal. De afschriften strekken den benoemde tot geloofsbrief. De benoemde geeft, binnen drie dagen na het bekomen van het afschrift of de afschriften, een bewijs van ontvangst daarvoor af en geeft binnen 4 weken na de dagteekening van dat bewijs, kennis aan burgemeester en wethouders, of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan, geacht, de benoeming niet aan te nemen. Hij, die in meer dan één kiesdistrict is benoemd, verklaart aan burgemeester en wethouders, binnen de in de vorige zinsnede gestelden termijn, welke benoeming hij aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder verklaring voorbijgaan, geacht geene der op hem uitgebrachte benoemingen aan te nemen. De tot lid van den Baad benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief^ aan den Raad over: een uittreksel uitde geboorteregisters, bij gemis daarvan, ’n acte van, bekendheid, waaruit tijd en plaats zijner geboorte blijken ; eene verklaring van den burgemeester, getuigende, dat hij, gedurende het laatste aan zijne verkiezing voorafgaande jaar, zijne woonplaats binnen de gemeente gehad heeft; eene door hem zelven af te geven verklaring, vermeldende alle openbare betrekkingen, die hij bekleedt. De geloofsbrief moet door den benoemde binnen vier maanden na zijne dagteekening bij den raad worden ingezonden. Is de geloofsbrief niet binnen dien termijn ingezonden, dan wordt de plaats geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te zijn opengevallen. De leden van den Raad kunnen ten allen tijde hun ontslagnemen. Het wordt door hen ingezonden aan den Raad. Zij, die hun ontslag hebben ingezonden, blijven leden van den Raad, totdat de geloofsbrieven hunner opvolgers zijn goedgekeurd.

Leden van den Raad kunnen alleen zijnde meerderjarige ingezetenen der gemeente, die Nederlanders en in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsrechten zijn. Bloedverwantschap en zwagerschap in den eersten of tweeden graad mag niet bestaan tusschen. den burgemeester en de leden van den Raad, noch tusschen de leden onderling. Die, na zijn benoeming, in den verboden graad van zwagerschap geraakt, behoeft, vóór den afloop van zijn tijd van zitting, niet af te treden. De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte. Wanneer personen, elkander in den verboden orraad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaande, tegelijkertijd zijn gekozen, wordt de oudste in jaren voor benoemde gehouden. In geval van gelijken ouderdom beslist het lot. Het lidmaatschap van den Raad is onvereenigbaar met de betrekking van:

a. hoofd van een departement van algemeen bestuur;
b. commissaris des konings in de provincie;
c. lid der gedeputeerde staten;
d. griffier der staten;
e. commisssris van politie;
f. ambtenaar, van wege het gemeentebestuur aangesteld, of daaraan ondergeschikt, behoudens de bevoegdheid van den burgemeester, die secretaris der gemeente is, om tevens lid van den Raad te zijn;
g. ambtenaar, met het ontvangen of uitgeven der gelden van de G. belast, of aan eenige aan het gemeentebestuur ondergeschikte administratie rekenplicbtig;
h. geestelijke of bedienaar van den godsdienst;
i. onderwijzer voor het lager- of middelbaar onderwijs;
k. krijgsman in werkelijken dienst.

De leden van den Raad mogen: in rechtsgedingen, waarin de G. betrokken is, niet als advocaat of procureur werkzaam zijn; bij het opnemen en goedkeuren der rekening eener aan het gemeentebestuur ondergeschikte rekening, tot welker bestuur zij behooren, niet tegenwoordig zijn; noch middellijk, noch onmiddellijk deelnemen aan onderhandsche pacht van gemeentegoederen of inkomsten, aan leveringen of aannemingen ten behoeve der G., aan het koopen van betwiste vorderingen te haren laste.

De leden van den Raad hebben zitting gedurende zes jaren. Een derde van hen treedt om de twee jaren af, met den eersten Dinsdag van September, volgens een daarvoor te maken rooster. De aftredenden zijn dadelijk weer herkiesbaar.

De Raad onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden, beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, en geeft van elke door hem genomen beslissing terstond kennis aan gedeputeerde staten en aan den benoemde. De niet-toegelatene wordt met de redenen van ’s Raads beslissing bekend gemaakt. Bij het aanvaarden hunner betrekking wordt door de leden van den Raad, in de vergadering, in handen van den voorzitter, de volgende eed of belofte afgelegd: „Ik zweer (beloof) trouw aan de grondwet en aan de wetten des Rijks, en dat ik de belangen der gemeente.... met al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig!” („Dat beloof ik!”) Zij worden hiertoe niet toegelaten, dan na, mede in de vergadering en in handen van den voorzitter, den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering te hebben afgelegd: „Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van den Raad te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb. ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk! Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)” De Raad vergadert jaarlijks ten minste zes malen, en voorts zoo dikwijls de burgemeester, of burgemeester en wethouders, hetnoodig oordeelen, of het in gemeenten beneden de 20 000 zielen door drie, in de overige gemeenten door een vijfde der leden, schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd. De vergadering wordt belegd door den burgemeester, die zorgt dat elk lid schriftelijk daartoe opgeroepen, en het beleggen tegelijk ter openbare kennis gebracht worde. De vergadering wordt in het openbaar gehouden. De deuren worden gesloten, wanneer het, in gemeenten beneden de 20 000 zielen door drie, in de overige gemeenten door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorderd, of de voorzitter het noodig keurt. In een besloten vergadering kan niet beraadslaagd, noch een besluit genomen worden over: a. de toelating van nieuw benoemde leden; b. de plaatselijke begrooting en rekening; c. het doen van uitgaven, op die begrooting niet voorkomende, of de daarop uitgetrokken posten te boven gaande; d. het aanwijzen der middelen tot dekking van zoodanige uitgaven; e. het invoeren, wijzigen of afschaffen van plaatselijke belastingen; f. het aangaan van geldleeningen; g. het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van de eigendommen der gemeente; h. ’t onderhandsch verhuren, verpachten of in gebruik geven v. gem.-eigend.; i. het onderhands aanbesteden van werken of leverantiën; k. het aanleggen en ophelïen van inrichtingen van openbaar nut.

De leden stemmen elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen. Zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die hen, hunne echtgenooten, of hunne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken. Zij zijn niet gerechtelijk vervolgbaar wegens de stern of de meening door hen in de vergadering geuit. De Raad mag niet beraadslagen of besluiten, zoo niet de grootste helft van het bepaald getal leden tegenwoordig is. Wanneer het vereischt getal leden niet is opgekomen, wordt eene nieuwe vergadering belegd. Evenwel behoeven er slechts vier en twintig uren tusschen de rondzending der oproepingsbriefjes en het uur der vergadering te verloopen. Wanneer ook dan het vereischt getal niet is opgekomen, geschiedt het beleggen der vergadering andermaal op dezelfde wijze. In deze laatste vergadering beraadslagen en besluiten de tegenwoordige leden over de in de oproepingsbriefjes vermelde onderwerpen. Alle besluiten worden door de volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt. Bij staking van stemmen, wordt het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Ingeval omtrent het benoemen of voordragen van personen de stemmen staken, beslist het lot. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes. Het reglement van orde, dat de Raad voor zijne vergadering vaststelt, wordt aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

De Raad kan vaste commissiën zijner leden belasten met de voorbereiding van hetgeen, waarover hij heeft te besluiten. Hij benoemt er jaarlijks de voorzitters en leden van en doet hunne namen bekend maken. Hij kan insgelijks, doch alleen op voordracht van burgemeester en wethouders, aan vaste commissiën zijner leden opdragen, burgemeester en wethouders in het beheer van bepaalde takken van de huishouding dor gemeente hij te staan De leden dezer laatste commissiën, waarvan altijd de burgemeester of een der wethouders voorzitter is, worden jaarlijks benoemd door den Raad, die hunne namen doet bekend maken. Eene plaatselijke verordening, aan Gedeputeerde Staten mede te deelen, regelt den werkkring dier vaste commissiën. Elke commissie dient den Raad, burgemeester en wethouders en den burgemeester over de tot haren werkkring behoorende zaken van bericht en raad. De regelen voor het benoemen van andere eommissiën van raadsleden, tot uitvoering van een bijzonderen last, worden bij het reglement van orde voor de vergadering van den Raad gesteld. De leden van den Raad genieten, waar de Raad het bepaalt, voor het bij wonen zijner zittingen een presentiegeld, welks bedrag door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad is géhoord, wordt vastgesteld.

Het hoofd der G., de burgemeester, wordt bij koninklijk besluit benoemd (zie het artikel Burgemeester), voor den tijd van zes jaren. De burgemeester is voorzitter van den Raad, en heeft daarin, zoo hij geen lid is, een raadgevende stem. Hij ontvangt en opent alle aan den Raad of aan burgemeester en wethouders gerichte stukken. Als hoofd van den raad en van het college van burgemeesters en wethouders is hij met de uitvoering hunner besluiten belast. De wethouders worden door den Raad uit zijn midden gekozen. In gemeenten van 20000 zielenen daar beneden zijn twee, in de overige drie of vier wethouders. Zij worden gekozen voor zes jaren. De wethouders staan den burgemeester bij in het bestuur der onderscheiden takken van de huishouding der G. Zij vormen tevens met den burgemeester een college (zie voorts het artikel Wethouder). De secretaris wordt door den Raad, die eene aanbeveling van twee personen, door burgemeester en wethouders in te dienen, ontvangt, benoemd, geschorst of ontslagen. De secretaris is den Raad, burgemeester en wethouders en de eommissiën van den Raad in alles wat het hun opgedragen bestuur aangaat, behulpzaam. De instructie van den secretaris wordt door den Raad vastgesteld en aan Gedeputeerde Staten medegedeeld (zie voorts Secretaris). De ontvanger wordt door den Raad, die eene aanbeveling van twee personen, door burgemeester en wethouders in te dienen ontvangt, benoemd, geschorst of ontslagen. De ontvanger is belast met de invordering van alle de inkomsten en ontvangsten der G. en zorgt, dat die behoorlijk geschieden. Door hem geschieden alle betalingen uit de gemeentekas (zie voorts Ontvanger).

Omtrent de bevoegdheden der gemeentebesturen bepaalt de Gemeentewet in hoofdzaak : De gemeentebesturen kunnen de belangen hunner gemeenten en van hare ingezetenen bij de Staten-Generaal en bij de Staten der provincie, waartoe zij behooren voorstaan. Besturen van twee of meer gemeenten kunnen gemeenschappelijke zaken, belangen, inrichtingen, of werken, na machtiging en onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, regelen. De gemeentebesturen hebben het recht, de ter uitoefening hunner bevoegdheid noodige inlichtingen, hetzij door een commissie uit hun midden te doen inwinnen, hetzij schriftelijk van alle aan hen ondergeschikte ambtenaren en besturen te vorderen. Over alle zaken, de gemeente betreffende, dienen de gemeentebesturen van bericht en raad aan het departement van ' binnenlandsche zaken, aan de overige departementen van algemeen bestuur, aan den commissaris des konings in de provincie, aan de Staten en aan de Gedeputeerde Staten. Tot vereeniging of splitsing van gemeenten wordt niet overgegaan dan nadat de volgende bepalingen zijn in acht genomen. De wijze en voorwaarden der vereeniging of splitsing worden, nadat burgemeester en wethouders der betrokken gemeenten zijn gehoord, ontworpen door Gedeputeerde Staten, of, zoo de gemeenten in meer dan ééne provincie liggen, door een commissie uit de Gedeputeerde Staten dier provinciën. Hierbij wordt in het oog gehouden: dat ingeval van, vereeniging eener G. of van een deel daarvan met eene of meer andere gemeenten de bezittingen en lasten van die gemeente of van dat deel komen ten voorennadeeleder vereeniging, tenzij bijzondere omstandigheden een andere schikking eischen; dat, ingevalvan splitsing eener G , de openbare gebouwen en werken zooveel mogelijk het deel,, waarin zij gelegen zijn volgen ; dat de vruchten, welke de ingezetenen in natura uit een gemeente-eigendom trekken, aan hen, die ze trokken, verblijven. Het ontwerp wordt in elk der betrokken gemeenten voorgelegd aan het oordeel .van den Raad en van een door de kiezers voor den Raad, ten zelfden getale, als diens leden, te kiezen commissie uit de ingezetenen, waarin de burgemeester voorzit. De leden dier commissie worden, op de bij de kieswet bepaalde wijze,buiten de leden v/dRaad gekozen, en benoemd met de meeste stemmen. Het gevoelen v/d Raad en dat van de commissie worden schriftelijk aan Gedeputeerde Staten uitgebracht en door hen vervolgens met hun advies aan het departement van Binnenlandsche zaken ingezonden. Wanneer de wet een vereeniging of splitsing van gemeenten heeft bevolen, blijven de bestaande plaatselijke verordeningen, ambtenaren en machten in de vereenigde of gesplitste gemeenten voortduren, totdat zij door andere volgens de wet zijn vervangen.

Aan den Raad behoort met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding der G., alle bevoegdheid die niet aan den burgemeester, of aan burgemeester en wethouders is opgedragen. Aan den Raad behoort het maken van verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereischt, en van andere, betreffende de huishouding der G. De Raad regelt de bezoldigingen, van alle plaatselijke ambtenaren en bedienden, zoover de regeling niet aan Gedeputeerde Staten is opgedragen ; de door die ambtenaren te stellen borgtochten; de geldleeningen en hetgeen verder de geldmiddelen der G. aangaat. Elk besluit tot het doen eener geldleening wijst de middelen aan, waaruit de renten en aflossing der leening zullen worden gevonden De Raad besluit tot het koopen, ruilen of vervreemden, het bezwaren of verpanden van gemeente-eigendommen, het treffen van dadingen daaromtrent, en het aanvaarden der aan de G. gemaakte legaten of gedane schenkingen. Hij besluit omtrent het verhuren, verpachten of op eenige andere wijze in gebruik geven der gemeente-eigendommen. Hij besluit tot het verleenen der kwijtschelding, die krachtens de wet, of een overeenkomst, of op gronden van billijkheid toekomt aan de huurders, pachters of gebruikers der gemeente-eigendommen, en aan hen, die hebben aangenomen ten behoeve der gemeente iets te doen of te leveren. Hij maakt in overeenstemming met algemeene of provinciale voorschriften, de noodige verordeningen tot verdeeling der gemeente in wijken en tot opmaking van volledige staten der bevolking en harer huizing. Hij beveelt het aanleggen of verbeteren van gemeentewegen, waterleidingen, straten, pleinen, grachten, gebouwen, werken en inrichtingen. Hij kan zich de vaststelling der plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantiën, ten behoeve der gemeente te doen, voorbehouden. De aanbesteding geschiedt in het openbaar, behoudens de gevallen, waarin, om bijzondere redenen, onderhandsche aanbesteding in het belang der gemeente ware. De Raad beoordeelt en beslist of vanwege de gemeente of voor een harer afdeelingen een rechtsgeding zal worden gevoerd. Bij geschil over burgerlijk recht tusschen zoodanige afdeeling en de gemeente of eene andere afdeeling der zelfde gemeente, onderwerpt de Raad de zaak aan Gedeputeerde Staten, en benoemen deze, zoo zij tot het voeren van een geding machtigen, uit de ingezetenen der afdeeling eene commissie, daarmede belast. Elk ingezeten kan, te zijnen laste, namens de gemeente een eisch in rechten doen, die volgens zijne meening door den gemeenteraad in het belang der gemeente behoorde te zijn gedaan. De Raad besluit tot het instellen, afschaffen en veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Hij benoemt en ontslaat alle gemeenteambtenaren en bedienden, wier benoeming niet bij de Gemeentewet of de plaatselijke verordeningen aan anderen is opgedragen. Hij laat zich jaarlijks verslag doen van den toestand van alle in de gemeente aanwezige godshuizen, gestichten van weldadigheid, genootschappen en andere instellingen van openbaar nut, die niet Rijks of Provinciale instellingen, of aan het algemeen of provinciaal bestuur onrniddellijk ondergeschikt zijn. Hij benoemt, zooverre de benoeming niet aan anderen behoort, op de wijze, bij plaatselijke verordeningen te bepalen, de leden en beambten van het bestuur der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid. Hij schorst en ontslaat de door hem benoemden. Zijne goedkeuring wordt vereischt op de begrooting en rekening der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, die uit de gemeentekas onderstand genieten. De Raad benoemt uit zijn midden een of meer personen ter waarneming der betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand.

De plaatselijke verordeningen, waaronder alle voorschriften en beschikkingen van den Raad en van burgemeester en wethouders worden verstaan, treden niet in hetgeen van algemeen rijks- of provinciaal belang is. De bepalingen van plaatselijke verordeningen in wier onderwerp door eene wet, een algemeenen maatregel van inwendig bestuur of eene provinciale verordening wordt voorzien, houden van rechtswege op te gelden. De plaatselijke verordeningen worden terstond aan Gedeputeerde Staten, wanneer deze daartoe aanvraag doen, medegedeeld. De plaatselijke verordeningen kunnen, zoover zij m. de wetten of ’t algemeen belang strijden, bij kon. besluit worden geschorst of vernietigd. De schorsing of vernietiging wordt bevolen bij een met redenen omkleed, in het Staatsblad te plaatsen besluit, dat, ingeval van schorsing, den duur hiervan bepaalt. Schorsing stuit onmiddellijk de werking der betreffende bepalingen. Zij kan niet langer duren dan een jaar. Is binnen den voor de schorsing bepaalden tijd de vernietiging der bepalingen niet uitgesproken, dan worden deze geacht geldig te zijn. Hiervan geschiedt zoover het eene afgekondigde verordening betreft, openbare kennisgeving. Bepalingen, die geschorst zijn geweest, kunnen niet op nieuw worden geschorst. Vernietiging vanwege strijd met de wet, brengt mede vernietiging van alle de gevolgen der vernietigde bepalingen, zoover die nog voor vernietiging vatbaar zijn. Bij vernietiging vanwege strijd met het algemeen belang, kunnen de niet met dat belang strijdige gevolgen in stand blijven. (Zie ook Plaatselijke verordening).

Aan de goedkeuring der Gedeputeerde Staten worden onderworpen de besluiten der gemeentebesturen, betreffende:

a. het aangaan van geldleeningen;
b. het waarborgen der renten en aflossingen van geldleeningen, door anderen aan te gaan;
c. het koopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en verpanden van onroerend goed, van inschrijvingen in een der grootboeken van de Nederlandsche schuld, van schuldbrieven of vorderingen;
d. het aanvaarden der a/d G. gemaakte legaten of gedane schenkingen;
e. het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van gemeenteeigendommen;
f. het onderhands aanbesteden van werken of leverantiën;
g. het treffen van dadingen;
h. het voeren van rechtsgedingen door de G., hetzij in eersten aanleg, hetzij in hooger beroep of cassatie;
i. het berusten in een tegen de G. ingestelde rechtsvordering.

De begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven wordt met de noodige inlichting en bescheiden, jaarlijks, vier maanden vóór den aanvang van het jaar, waarvoor zij moet dienen, door burgemeester en wethouders aan den Raad aangeboden (zie voorts Begrooting).

Van de inkomsten en uitgaven der G. wordt door burgemeester en wethouders, over elk dienstjaar, verantwoording gedaan aan den Raad, onder overlegging van de hun door den ontvanger aangeboden rekening, die alle ontvangsten en uitgaven van het dienstjaar vermeldt. Deze rekening wordt met alle de daarbij behoorende bescheiden en met vermelding van hetgeen burgemeester en wethouders te hunner verantwoording dienstig achten, aan den Raad overlegd binnen zeven maanden na afloop van het jaar waartoe zij betrekking heeft. Zij wordt tegelijk op de secretarie der G. voor een ieder ter lezing nedergelegd, en hetzij in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de nederlegging en verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving. Burgemeester en wethouders worden wegens uitgaven, door hen bevolen, waardoor het eindcijfer der begrooting of de aangewezen begrootingspost wordt overschreden, of die ter kwader trouw zijn aangewezen op een post, waarmede die uitgaven niet overeenstemmen, tenzij blijke dat zij tot het bevelen dier uitgaven niet hebben meegewerkt, persoonlijk aansprakelijk jegens de G., indien die uitgaven niet onder de uitgaven der Gworden opgenomen. De Raad benoemt, wanneer daartoe volgens voorgaande bepaling termen zijn, iemand uit zijn midden, met de rechtsvervolging tot schadevergoeding belast.

Ten aanzien der gemeente-eigendommen bepaalt de Gemeentewet: De gemeentebesturen zorgen, dat een nauwkeurige staat opgemaakt en bijgehouden worde van hetgeen, naar het burgerlijk recht, eigendom der gemeente is. De aan de G. behoorende wegen, straten, pleinen, grachten, vaarten, kanalen, bruggen, havens, kaden, wallen en openbare gebouwen mogen niet worden vervreemd, bezwaard of verpand, dan nadat zij door een besluit van den Raad verklaard zijn, ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen. Behoudens bestaande wettige verplichtingen van anderen, is het onderhoud der genoemde werken en gebouwen een gemeentelast.

Wat de plaatselijke belastingen betreft, bepaalt de Gemeentewet in hoofdzaak:

Het invoeren, wijzigen of afschaffen eener plaatselijke belasting wordt bepaald bij een besluit van den Raad, dat in geval v. invoering of wijziging, de voorwerpen, door de belasting te treffen, haar bedrag en haar grondslag vermeldt. De door den Raad vastgestelde en bij kon. besl. goedgekeurde bepalingen, betreffende plaatselijke belastingen, worden, zoo zij met de wetten of het algemeen belang strijdig zijn, op dezelfde wijze, waarop zij zijn gemaakt, onverwijld ingetrokken. Bij gebreke dier intrekking, kunnen zij door eene wet, die tevens zoo noodig, de gevolgen regelt, worden geschorst of vernietigd. De plaatselijke belastingen mogen den doorvoer, en den uitvoer naar en invoer uit andere gemeenten niet belemmeren. Art. 238: Voor plaatselijke belastingen worden gehouden, de in naam der gemeente gevorderde weg-, straat-, brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-, dok-, boom- en veergelden, wik-, weeg-, meet- en keurloonen, gelden voor banken of staanplaatsen in hallen, op markten en dergelijke openbare plaatsen, begrafenisrechten en andere gelden voor het gebruik of genot van openbare gemeentewerken, bezittingen of inrichtingen, en dat van door ot van wege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Art. 239 : Ook op belasting in natura, of verplichting tot arbeid of levering ten behoeve van gemeentewerken, is, zooveel de aard der zaak het toelaat, al het bovenstaande van toepassing. Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebesturen de volgende belastingen heffen: a, opcenten op de hoofdsom der grondbelasting; b, opcenten op de hoofdsom der personeele belasting; c, eenen hoofdelijken omslag of andere directe belasting naar het inkomen of naar de vertering; d, eene belasting op de honden; e, eene belasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden; f, de rechten, loonen en andere gelden, bedoeld in art. 238; g, de belasting, bedoeld in art. 239; h, belastingen waarvan de heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt. Bovendien mogen bijzondere belastingen worden geheven: i, wegens gebouwde eigendommen, die zelve of wieraanhoorigheden aan de openbare straten of wegen der gemeente belenden, en j, wegens gebouwde eigendommen en hunne aanhoorigheden, die gelegen zijn in bepaalde gedeelten der gemeente, een en ander naar grondslagen, volgens welke van de belastingschuldigen in billijke evenredigheid eene bijdrage gevorderd wordt in de kosten ten laste der gemeente komende, in het geval onder i voor aanleg en onderhoud der straten of wegen, voor hunne verlichting en voor afvoer van water en vuil van de in de belasting vallende eigendommen ; in het geval onder j ten behoeve van den aanbouw in de aldaar bedoelde gedeelten. De laatstgenoemde belasting mag alleen wegens de na invoering der belasting gestichte gebouwen en hunne aanhoorigheden worden geheven. Belastingen op voorwerpen van verbruik worden niet geheven. Het getal der opcenten op de grondbelasting kan voor de gebouwde eigendommen tot veertig, voor de onbebouwde tot tien gaan. De opcenten op de personeele belasting worden op alle aanslagen in de gemeente tot een gelijk getal geheven. Indien echter het getal hooger dan 50 is, blijft het tot 50 beperkt voor de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde niet te boven gaat het dubbel van de som, in art. 12 der wet van 16 April 1896 op de personeele belasting (Stbld no. 72) bepaald, en stijgt het, op in de verordening tot heffing aan te geven wijze, geleidelijk zóó, dat het volle getal bereikt wordt uiterlijk bij de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde het vijfvond van de bedoelde som bedraagt. Op de aanslagen van hen, die niet naar den grondslag huurwaarde worden aangeslagen, wordt het volle getal opcenten geheven. Voorschriften omtrent den vrijdom van plaatselijke belastingen, door vreemde gezanten of consuls, of personen, tot hunne gezantschappen of consulaten behoorende, te genieten, worden bij kon. besluit gegeven.

De invordering der plaatselijke belastingen wordt geregeld bij plaatselijke verordeningen. Tegen hem, die nalaat de door hem verschuldigde plaatselijke belasting vóór of op den verschijndag te betalen, wordt door den ontvanger, dien het aangaat, een dwangbevel afgegeven, medebrengende het recht, om de roerende en onroerende goederen des schuldenaars zonder vonnis aan te tasten. De ontvanger geeft het dwangbevel niet af, dan na den belastingschuldige te hebben gewaarschuwd en vervolgens aangemaand. Hij kan den nalatige n belastingschuldige, alvorens tegen hem een dwangbevel af te geven, door de inlegering van een krijgsman tot betaling dwingen. De regelen, bij de wet op de invordering van ’s Rijks directe belastingen gesteld of te stellen, ten aanzien der waarschuwing en aanmaning van den belastingschuldige, der inlegering bij en van het dwangbevel tegen hem, gelden voor de invordering der plaatselijke belastingen. Daarbij gelden insgelijks de bepalingen dier wet, omtrent de kosten van vervolging. Het dwangbevel, door een gemeente-ontvanger uitgevaardigd, kan door het geheele Rijk worden ten uitvoer gelegd. De beteekening van stukken, betreffende vervolging ter invordering van plaatselijke belastingen, geschiedt door een ambtenaar, daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen, De plaatselijke belasting, die niet binnen drie jaren, te rekenen van het tijdstip waarop zij verschuldigd, of waarop de laatste acte van vervolging beteekend was, wordt ingevorder.i, is verjaard. De opcenten op ’s Rijks directe belastingen worden, tegelijk met deze, door 'sRjks ambten iren ingevorderd, en vóór het einde van elke maand, volgende op die, waarin zij zijn ontvangen, aan den gemeente-ontvanger uitgekeerd De kohieren der hoofdelijke omslagen en andere directe plaatselijke belastingen worden door burgemeester en wethouders opgemaakt, en vastgesteld door den Raad. Zij behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, alvorens uitvoering te kunnen erlangen. Het aanslagbiljet wordt uitgereikt binnen twee maanden na de goedkeuring van het kohier, behelst een uittreksel uit het kohier, voor zooveel het den aangeslagene betreft, en vermeldt den dag der uitreiking. Binnen drie maanden na die uitreiking kan de aangeslagene tegen zijn aanslag bij den Raad bezwaren inbrengen. De verplichting tot het betalen van den aanslag wordt door het indienen van bezwaren en het instellen' van beroep, niet opgeschort. Heeft de belastingschuldige vóór de eindbeslissing zijn aanslag geheel of gedeeltelijk betaald, dan wordt hem het te veel betaalde zoo spoedig mogelijk teruggegeven. Ten behoeve der inning van plaatselijke belastingen wordt niemand in de beschikking over zijn goederen meer beperkt dan ter verzekering der inning noodig is.