Wat is de betekenis van Gemeente?

2023-12-11
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gemeente

Gemeente, plaatselijke vereniging van gelovigen, dikwijls als onderdeel van een groter kerkelijk verband. De Statenvertaling vertaalt, met haar voorgangers, Grieks ecclesia met gemeente zowel als kerk. Als aanduiding voor de plaatselijke gemeenschap van gelovigen is de term gemeente door de hervormde en doopsgezinde kerken overgenomen. In een overe...

2023-12-11
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gemeente

gemeente - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-meen-te 1. gebied dat door burgemeester en wethouders wordt bestuurd ♢ Krommenie hoort bij de gemeente Zaandam 2. groep gelovigen van een kerk ♢ al...


Direct alle 20 resultaten bekijken?

Start nu je gratis proefperiode!

2023-12-11
Woordenboek van het Kadaster

Kadaster (2017)

Gemeente

Een gemeente is een openbaar lichaam met zelfbestuur en bevoegdheid binnen een gebied kleiner dan dat van een provincie.

2023-12-11
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gemeente

Zelfstandig onderdeel van de Nederlandse staat met zelfbestuur en autonomie. Het bestuur van de gemeente berust bij de raad, een burgemeester en twee of meer wethouders. Met de term wordt ook het grondgebied van de gemeente aangeduid, zoals in ‘de grenzen van de gemeente Haren’. Hoewel de Staatsregeling van 1798 al voorschreef dat er ge...

2023-12-11
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gemeente

Gemeente, aanduiding gedurende de Middeleeuwen en later totdat de burgerlijke gemeenten ontstonden, van een groep personen die tezamen in parochiaal of in enig wereldlijk verband leefden (communia, commune). De eerste commune, die de middeleeuwse stedelijke geschiedenis kent, is die van 1077 in Kamerijk, waar de communale opstand overigens geweldda...

2023-12-11
Media begrippenlijst

mr. J. Knecht (1991)

Gemeente

gemeente is een administratieve gebiedseenheid, die bij de wet is vastgesteld.

2023-12-11
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

gemeente

1. het gezamenlijke volk der gelovigen. 2. de gezamenlijke gelovigen op één bepaalde plaats.

2023-12-11
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gemeente

1. kerkelijke gemeente, de plaatselijke organisatie van de leden van een kerkgenootschap; 2. het laagste publiekrechtelijke lichaam onder de gebiedsbesturen. Nederland telde tot voor kort veel te veel gemeenten, bijna 1000; dit aantal was in 1974 al teruggebracht tot 835. Aan het hoofd staat de gemeenteraad, die verordeningen en besluiten ka...

2023-12-11
Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gemeente

aanduiding gedurende de Middeleeuwen en totdat de burgerlijke gemeenten ontstonden, van een groep personen die te zamen in parochiaal of in enig wereldlijk verband leefden (communia, commune). De eerste commune, die de middeleeuwse stedelijke geschiedenis kent, is die van 1077 in Kamerijk, waar de communale opstand overigens gewelddadig onderdrukt...

2023-12-11
Encyclopedie van het hedendaagse Friesland

Gerben Abma (1976)

GEMEENTE

Kleinste eenheid van territoriaal openbaar bestuur, bestuurd door een direct gekozen gemeenteraad, een daaruit getrapt gekozen aantal wethouders en een door de Kroon benoemde burgemeester. Er zijn 44 gemeenten in Friesland. De afgelopen twintig jaar hebben een groot aantal ontwikkelingen de taak van gemeentebestuurders in Frl. sterk verzwaard. Bege...

2023-12-11
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

GEMEENTE

Bestuursinrichting na 1795. Ook in de steden en grietenijen werden febr. 1795 nieuwe besturen gevormd, resp. municipaliteiten, gerechten (30.5.1795) en raden der G. (mrt. 1798) genoemd. De laatste werden benoemd, de vorige (getrapt) gekozen. Het Reglement van 1.10.1802 liet de G.-besturen en de gecommitteerden weer kiezen, maar de colleges van bur...

2023-12-11
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gemeente

z. Kadastrale gemeente.

2023-12-11
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gemeente

s., gemeente gemeentehuis, s.n., gemeentehûs (it).

2023-12-11
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gemeente

in Nederl. het laagste publiekrechtelijk lichaam op territoriale grondslag in de Staat met aan het hoofd een Raad (Gemeenteraad) door en uit de ingezetenen der G. waarvan de Burgemeester* voorzitter is. Het dagelijks bestuur der G. is in handen van het college van Burgemeester en Wethouders (B. en W.). Uit kracht van G.W. 148 heeft de Raad de bevoe...

2023-12-11
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gemeente

v. -n (in het alg. het geheel der personen, die met elkander een gemeenschap vormen inz. met betrekking tot de rechten en verplichtingen in verschillende toepassingen: 1 de gezamenlijke burgerij inz. tegenover de regering; het volk; 2 onderdeel van de staat; 3 vereniging of gemeenschap van gelovigen inz. van een bepaald kerkgenootschap; ook: de per...

2023-12-11
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Gemeente

groep v. personen, wonend i/e bep. kerkelijk of wereldlijk gebied; ook deze gebieden zelve. Sinds 1848 zijn de laatste niet meer onderseb. in steden en dorpen. Zij zijn autonoom. Het bestuur bestaat uit: g.-raad, wethouders en burgemeester. De raad wordt door kiesgerechtigde ingezetenen gekozen; het aantal leden bedraagt 7—45 naar gelang v/h...

2023-12-11
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gemeente

Gemeente - I. Staatkundig A) Begrip Staatkundig lichaam, bestaande uit een binnen niet te ruime grenzen besloten grondgebied, waarop een groep burgers binnen het staatsverband een min of meer zelfstandige gemeenschap vormen ter behartiging van de plaatselijke belangen. Voor de g. vóór 1795, zie → Buurtschap; Dorp; Mark; Stad. B...

2023-12-11
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gemeente

(gə'me:ntə) v. (-n, -s) I. Eig. 1. Algm. geheel van personen die met elkander in gemeenschap (I 2) staan. 2. Inz. a. gezamenlijke burgerij, volk: dat weet de -. Gez. de geringe, mindere, schamele, zwakke -, het mindere volk; de goe(de) -, het goedgelovige, minder ontwikkelde gewone volk; de spraakmakende -, het volk dat in de taal de hoogst...

2023-12-11
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gemeente

Reeds van de oudste tijden af hebben de mensen in groepen en groepjes bij elkander geleefd. Waarom men in groepen tezamen leefde? Wel, als groep voelde men zich sterker tegenover de natuur, de wilde dieren en ook tegenover andere groepen mensen of bepaalde machtige mensen. Immers: eendracht maakt macht. Samen vormden die leden van een groep een gem...

2023-12-11
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gemeente

I. Het woord gemeente is de vertaling van het Grieksche woord ekklesia (Latijn: convocatio) d. i. een samen geroepen menigte. Het zelstandige naamwoord ekklesia toch komt van het werkwoord kalein, roepen, samenroepen, en beteekent een vergadering, die door oproeping samenkomt, dus een volksverzameling. In de Septuagint (zeventig), d. i. in de Griek...