Gepubliceerd op 29-01-2021

Gele verfstoffen

betekenis & definitie

verf- of kleurstoffen waarmee men een lichaam een kleur gele meedeelt. De voornaamste G. van plantaardigen oorsprong zijn: het geelhout (zie aldaar) ; de kleur van het geelhout wordt veroorzaakt door de kalkverbinding van een kristalliseerbaar lichaam, de morine, en door een eigenaardige soort van looizuur, de maclurine of het morine-looizuur ; de kristallen, dikwijls in groote hoeveelheid in het geelhout voorhanden, bestaan in hoofdzaak uit laatstgenoemde stof ; de morine neemt in aanraking met de lucht en door de werking van alkaliën een gele kleur aan ; de maclurine wordt door kalium-hydroxyd in phloroglucine en protocatsjoezuur gesplitst. Het geelhout, dat in den vorm van blokken van 50 kilogr. aangevoerd en na in splinters verdeeld of tot poeder vermalen te zijn door de ververs gebruikt wordt, dient tot het geelverven en tot het bereiden van gele lakverven. In den handel treft men ook vloeibare en vaste extracten van dit 'verfhout aan {Cuba-extract). Wegens het aanzienlijk looizuurgehalte van’t geelhout gebruikt men het ook voor ’t zwartverven. Het fsethout of hongaarsch geelhout, het van zijn schors ontdane hout van den pruikenboom (hints cotinus), een heester, die op de Antillen, in Klein-Azië en in Zuid-Europa groeit. Dit hout is hard en vast, bezit een Iraaie, gele kleur en bruine aderen. Het bevat een gele kleurstof, de fustine, die, volgens Boliy, identiseh is met de quercetine ; bovendien vindt men daarin een roode en een bruine kleurstof en een aanzienlijke hoeveelheid looizuur. Deze houtsoort wordt hoofdzakelijk voor ’t verven van wol, huiden en leer, alsmede voor ’t looien van leer gebruikt. Het quercitroen, de van haar opperhuid bevrijde en gemalen bast van den ververseik Quercus tinctoria, die in Noord-Amerika inheemsch is, doch die men in Frankrijk en Beieren begonnen is aan te kweeken. Het komt in den vorm van fijne, gele, vezelige splinters of van een fijn poeder in den handel voor. Deze verfstof bevat een gele kleurstof, de quercitrine, die bij behandeling met verdunde zuren gesplitst wordt in een citroengeel poeder, quercetine, dat onder den naam flarineinden handel voorkomt en een suikersoort, isodulciet. Wegens de schoone kleuren, die men met quercitroen kan verkrijgen, wordt deze verfstof veelvuldiger dan alle overige gele kleurstoffen (met uitzondering van het picrienzuur) in alle takken der ververij gebruikt. Het orkaan, een geelachtig roode kleurstof, die hoofdzakelijk voor het verven van zijde (ook wel voor ’t kleuren van vetten, boter, vernissen enz.) gebruikt wmrdt. Het komt in den vorm van een taai deeg in den handel voor en wordt in Amerika, West-'en OostIndië uit de vruchten van de Bixa orellana bereid. In het orleaan komen twee kleurstoffen voor. De eene, die een gele kleur bezit, is in alcohol en in water oplosbaar. De andere kleurstof (de bixine) is van meer belang; zij heeft een roode kleur, is oplosbaar in alcohol, onoplosbaar in water, oplosbaar in alkalische vloeistoffen (b. v. in koolzure soda en in zeepwater). De zijde wordt zonder mordant in de alkalische oplossing van de laatstgenoemde kleurstof geverfd ; katoen moet met tinoxide gemordanceerd worden. De geelbessen of Avignonkorrels, de vruchten van Rhumnus infectoriiis, R. amygdalinus, R. saxatilis, deze worden uit Klein-Azië, Turkije, Griekenland, het zuiden van Frankrijk, Hongarije enz. ingevoerd. De grootte van deze bessen is zeer verschillend; in den handel onderscheidt men de groote en volle, die licht olijfkleurig zijn, en de kleine, verschrompelde, van donkerbruine kleur. De eerstgenoemde zijn ingezameld, vóórdat zij volkomen rijp waren; de andere zijn gedurende langer tijd aan de boomen blijven hangen. In de geelbessen treft men een fraaie, kristallijne, gele kleurstof aan, de xanthorhamnine, die in koud water en alcohol oplosbaar is en die in sommige omstandigheden zich splitst in guclose en een kristallijne, weinig oplosbare kleurstof, de rhamnetine, die veel op quercetine gelijkt. De geelbessen worden in de katoendrukkerij, voor het verven van papier, ter bereiding van lakverven (stil de grain) enz. gebruikt. De door hen geleverde kleuren zijn levendiger dan die van ’t quercitroen, doch tevens minder echt. De kurkuma, de gedroogde wortelstok van Curcimia tinctoria en C. rotiinda, welke planten in Oost-Indië, Madagascar en Bengalen in ’twild groeien en op Java, Tabago, enz. verbouwd worden. De Bengaalsche kurkuma is de beste. Zij komt in den vorm van eironde knollen of in dien van platgedrukte stukken voor en beeft een vuil-gele kleur. De daarin aanwezige kleurstof, de curcmuine, heeft een gele kleur, is niet zeer standvastig en wordt door alkaliën roodachtig bruin ; het boorzuur vormt, wanneer het met zoutzuur gemengd is, met de curcumine een bruine verbinding, die door ammonia een blauwe kleur verkrijgt. De wouw, bestaat uit de bladen en stengels van Reseda luieola, die in ’t zuiden van Europa in ’twild groeit en in Frankrijk, Engeland en Duitschiand ten behoeve van de ververij wordt aangekweekt. De Fransche wouw' wordt voor de beste gehouden. De daarin aanwezige kleurstof, de hiteoline is isomeer met de morine en komt er eenigermate mede overeen. De kleuren, die de wouw levert, gelijken op die van het quercitroen, doch zijn veel echter en kunnen in dit opzicht bijna met de krapkleuren op één lijn gesteld worden. Van de overige eenigszins belangrijke gele verfstoffen van organischen oorsprong moeten nog genoemd: het cerrers-zaagbktd (Serratula tinctoria), de verrers-brem (Genista tinctoria), en het boekiceifstroo (Polygonum fagopyrnm), die o. a. ook in Nederland inheemsch zijn en welker kleurstoffen op die van de -wouw gelijken. Verder het wongshy, de vruchtv'anden vandehauw'en der Gardenia florida, de purree (janne indien), van onbekenden, waarschijnlijk dierlijken oorsprong (darm- of blaassteenen van kameelen of’ olifanten), die uit Oost-Indië wordt aangevoerd en uit het magnesiumzout van het exanthinezuur bestaat; eindelijk het morindageel, afkomstig van de plantsoort Morinda citrifolia. Onder de G. van anorganischen oorsprong zijn de voornaamste: het picrienzmir (trinitrophenylzuur), dat door behandeling van carbolzuur met salpeterzuur bereid wordt; het doet zich voor als een uit gele plaatjes bestaande massa, die in heet water en alcohol gemakkelijk oplosbaar is; het wordt, behalve voor het geelverven, met indigo of berlijnsch blauw gemengd voor het groenverven (zijde, wol) gebruikt; het picrienzuur wordt ook ter bereiding van sommige ontplofbare stoffen gebruikt. Manchestergeel (of naar den uitvinder Martinusgeel geheeten), een der naphthalinekleurstoffen, een verbinding van kalk of natron met dinitronaphtol: deze laatste ontstaat wanneer zoutzure naphlylamine met salpeterigzure kali behandeld wordt; vervolgens wordt de hierbij ontstaande zoutzure diazonapthol, na toevoeging van salpeterzuur, tot kookhitte verwarmd, waarna naaldvormige kristallen van een gele kleurstof zich uit de vloeistof afscheiden; deze kleurstof kan zonder bijtmiddel aan wol en zijde verschillende tinten van geel, van licht citroengeel tot donker goudgeel mededeelen. Tegenwoordig komt zij meest in verbinding met kalk of natron in den handel; 1 kilog. dezer verbindingen volstaat voor het geelverven van circa 200 kilogr. wol. Het napMallne-ged, eveneens een naphtalineverfstof, bereid van mono- of dinitronaphtaline. Het anilinegeel, zie Aniline. Het chromaatyeel of neutraal chroomzuur loodoxyde ; dit wordt op twee verschillende wijzen bereid; ten eerste door chroomzure kali met azijnzuur neer te slaan, en ten tweede uit zwavelzuur loodoxyde of uit chloorlood (Keulsch geel, een meer ordinaire soort van chromaatgeel). Het lood geel of massicot, bestaande uit in aanraking met de lucht zacht gegloeid loodoxyde, dat daardoor in een gele, poedervormige stof veranderd en door fijnwrijven en slibben gezuiverd wordt; dit poeder kan ook door verhitting van koolzuurof salpeterzuurloodoxyde bereid worden en bezit dan een fraaiere kleur doch is duurder. Het mineraalgeel of kasselsch geel, Turner’s patent- of engelsch geel, een het eerst door den engelschman Turner bereide verfstof, bestaande uit 1 deel keukenzout en 4 deelen lood, tezamen fijngewreven, gewasschen en gegloeid; dient voornamelijk als aanstrijkverf. Het napelscli geel, onmisbaar voor het schilderen in olieverf, bestaat uit een mengsel van 1 deel braakwijnsteen, 2 dln salpeterzuur, loodoxyd en 4 dln. keukenzout, dat zacht gegloeid en gesmolten en na de bekoeling met water uitgeloogd wordt, waarbij zich antimoonzuur-loodoxyd afscheidt: men verkrijgt dit geel ook door antimonigzuur met loodoxyde te roosten. De oker; onder dezen naam komen verscheidene gele, aardachtige zelfstandigheden in den handel voor, wier gele kleur veroorzaakt wordt door ijzeroxydhydraat; hoofdzakelijk geldt dit van de geilaarde, een delfstof van fijne korrel, die uit uiterst fijne kwartsdeeltjes bestaat, vermengd met ijzeroxydhydraat, kalk en aluinaarde ; zij is okergeel van kleur, ondoorschijnend, zeer week en gemakkelijk fijn te wrijven; door de streek wordt zij glanziger; zij geeft af, is dof, en op het gevoel zacht en mager; zij wordt gevonden in lagen te Wehrau in de Lausitz, bij Amberg in Beieren, in Saksen te Robschütz bij Meissen, in Frankrijk in de omgeving van Berry, enz.; deze okersoort komt zoowel ruw als geslibd in den handel: zij verschilt van de oker die zich atzet in het water der vitriool- en aluingroeven en verzameld wordt in de z.g. Ockerfangen te Goslar, in Turingen enz.; het is hoofdzakelijk ijzeroxydhydraat en aluinaarde, maar heeft overigens veel overeenkomst met de geelaarde. Oker kan ook kunstmatig bereid worden door een oplossing van ijzervitriool met kalk neer te slaan en aan de inwerking der lucht bloot te stellen; zachte hitte verhoogt de kleur; bij gloeiing wordt de oker rood (roode oker, engelsch of pruisisch rood); zoowel de ruwe als de gebrande oker wordt gebruikt tot aanstrijkverf voor leer, hout enz. Het operment, rusgeel of auripigment, een fraaie doch wegens haar hevig vergiftige eigenschappen, gevaarlijke verfstof, die in chemisch zuiveren staat (volgens de formule AsSj) uit 61 dln. arsenicum en 39 dln. zwavel bestaat. Wat in den handel voorkomt is gedeeltelijk van delfstoffelijken oorsprong, gedeeltelijk kunstmatig bereid. Het natuurlijke rusgeel komt voor in nier- of trosvormige massa’s, schaalvormig brekend of bros, met bladerige structuur. Op de klievingsvlakte is het voorzien van een fraaien metaalachtigen paarlmoerglans, overal elders met vetglans. De kleur is citroengeel met verschillende schakeeringen, de streek citroengeel. Het is zacht, in dunne plaatjes buigzaam en heeft een soortelijk gewicht = 3 48. Het komt vooral voor in Hongarije, Italië, Perzië, China en in kleine hoeveelheden ook in andere landen. Het kunstmatige misgeel is minder fraai van kleur dan het natuurlijke, en dikwijls loopen er groene strepen door. Het is dient, vetglanzend en heeft eene schelpvormige breuk. Het wordt bereidt door 7 dln. witte arsenik (arsenigzuur) en 1 dl. zwavel gezamenlijk te destilleeren. Dit geschiedt in de arsenikfabrieken (giftovens). Het bevat nog arsenigzuur en is dus sterker vergiftig dan het natuurlijke. Dikwijls is het rusgeel, dat in den handel voorkomt, slechts bereid door witte arsenik met eenige procenten zwavelarsenik te smelten. Van de soorten, die in den handel voorkomen, staat het perzische het hoogst aangeschreven. Het komt over Smirna en Triest tot ons en bestaat uit fraaie, goudgele, groote platen. Minder gewaardeerd wordt het bosnische, en Herrische, dat ook kleiner van plaat is. Het fijnste operment heet, na gemalen te zijn, koningsgeel. Het operment wordt hoofdzakelijk als kleurstof gebruikt in de fabrikage van wasdoek, maar kan niet gemengd worden met loodwit, daar dit daardoor zwart wordt; het wordt ook als waterverf gebruikt. Het wordt door de Joden en andere Oosterlingen gebezigd om zich te scheren, waartoe zij het alsdan met gebluschte kalk en water koken, waardoor calciumsulfhydraat ontstaat. Dit mengsel heet rusma en heeft de eigenschap haren week te maken; het scheren geschiedt dan met een soort vouwbeen.

< >