Gepubliceerd op 29-01-2021

Gele koorts

betekenis & definitie

Febris flava. Een zeer gevreesde, snel verloopende endemische ziekte der warme landen, zoo geheeten naar de gele kleur, welke de huid der lijders aanneemt. Door de overige verschijnselen, als zware brakingen, neus- en maagbloedingen, hoofdpijn, stoornis in de urineafzondering, benauwdheid, snerpende pijnen in het onderlijf enz., inzonderheid echter door haar epidemisch karakter en het acute verloop, is de G. evenwel gemakkelijk van de geelzucht (zie ald.) te onderscheiden, waarbij de huid eenzelfde gele kleur aanneemt. Zij heeft een gelijk, alleen sneller verloop als de typhus en berust in. haar wezen op een eigendommelijke, waarschijnlijk door het indringen v/e levend contagium in de circulatie teweeggebrachte bloedvergiftiging, waardoor een groot gedeelte der roode bloedbollen opgelost, in galkleurstof omgezet en zoodoende een reeks der zwaarste voedingsstoornissen in lever, nieren, hersenen en andere organen i/h leven geroepen wordt.

De ziekte begint in den regel plotseling, zonder eenig voorteeken, met zware koorts, gepaard met koude huiveringen, groote droogheid der huid, snelle gespannen pols, roodworden van het aangezicht en hevige hoofdpijnen, dikwijls nog vergezeld van pijn in den rug, in de ledematen, in het onderlijf enz.; gelijktijdig treden maagpijnen, brakingen, stoelverstopping en veelal ook neusbloedingen op; de urine vermindert sterk en is onkerrood gekleurd; de nachten zijn slapeloos en onrustig, de gemoedsgesteldheid is uitermate neergedrukt. Dit eerste stadium der G. duurt gemiddeld twee tot vier dagen en wordt gevolgd door een tweede stadium, dat met schijnbaar belangrijke beterschap begint en doorgaans een dag of twee dagen duurt; de koorts wijkt, de pijnen houden op, de huid wordt weer veerkrachtig, de stoelgang is sterk geelachtig gekleurd, en de ziekte kan in genezing overgaan; veel vaker echter vangt daarop onder intensief gele verkleuring der huid en van de conjunctiva der oogen een derde stadium aan, in welke de maagpijnen met verdubbelde hevigheid terugkeeren, zware bloedbrakingen intreden, ook met den stoelgang en de urine bloed wordt geloosd, de zieke over benauwdheid en onieschbaren dorst klaagt en in apathie en ijlende deliriën vervalt, tot ten slotte onder stuiptrekkingen de dood intreedt. De duur van dit derde stadium bedraagt één tot drie dagen, zoodat de ziekte, die zich door haar groote mortaliteit kemerkt (circa 1/3 der gevallen heeft een doodelijken afloop), in drie tot tien dagen is afgeloopen. Zwart braaksel, stinkende huid-uitwaseming, hooggradige albuminurie en algeheele staking der urineafscheiding gelden als bijzonder ongunstige voorteekenen. * De plaatsen aan welke de G. gewoonlijk optreedt, West-Indië en de kuststreken van Midden-Amerika, van waar uit ze herhaaldelijk de kusten van Noord-Amerika, Spanje en zelfs eenige italiaansche havens heeft aangestoken, geven de beste opheldering omtrent de oorzaken, waaraan deze ziekte zijn ontstaan dankt. Waar G. uitbreekt kan men verzekerd zijn een warme, vochtige, met rottende stoffen beladen atmospheer en een slechts weinig boven de zee uitkomenden bodem aan te treffen, terwijl koudere en drogere, en inzonderheid van de zee verwijderd liggende streken geheel van haar verschoond blijven. Het uitbreken van G.-epidemieën hangt op opvallende wijze van de temperatuur af; de meeste treden in de zomermaanden op.

De G. tast meest menschen van een krachtige constitutie aan en dezulken die kort te voren uit een kouder in een warmer klimaat zijn overgegaan, terwijl de negerrassen weinig of geen aanleg voor deze ziekte schijnen te bezitten. Onmatigheid en uitspattingen van allerlei aard, overmatige lichamelijke en geestelijke inspanning, onzindelijkheid en het samenleven van vele personen in een beperkte ruimte bevorderen de vatbaarheid voor de G. Bijzonder gunstig zijn voor de instandhouding en de verbreiding der smetstof de weinig met de eischen der hygiëne overeenstemmende verhoudingen op schepen.

De behandeling der G. kan slechts een symptomatische zijn; men zorgt voor een doelmatig dieet, koelheid, dient zuurachtige dranken (limonade, koolzuurhoudend water) alsmede afvoermiddelen en klysteren toe; de zware brakingen stuit men door stukjes ijs, selter water, opiaten, mosterdpappen op de maag enz.; de kwellende slapeloosheid bestrijdt men met chloraalhydraat; in het derde, paralytische of verlammingsstadium zoekt men door krachtige opwekkende middelen, als kamfer, ether, wijn, champagne, de levensgeesten weer op te wekken.

De eerste berichten aangaande de G. dateeren uit het einde der 15de eeuw; reeds Coiumbus verloor in 1193 na zijn landing op San Domingo tal van manschappen „aan een ziekte, bij welke zij geel als saffraan werden.” Langs de oost- en westkust van het westelijk halfrond voortschrijdend bereikte zij in de 18de eeuw New-York en sedert is zij in de Yereenigde Staten (Boston, Philadelphia, New-York) herhaaldelijk epidemisch opgetreden. In het algemeen heeft zij haar hoofdzetel tusschen den 45sten noorderbreedte- en den 35sten zuiderbreedtegraad, alzoo slechts in tropische en subtropische streken: bezuiden den evenaar komt zij weinig voor; aan de Pacifieke kusten is zij minder algemeen dan aan de Atlantische. Buiten Amerika treedt zij slechts op aan enkele punten der afrikaansche westkust en in de havensteden van zuidelijk Europa (Cadix, Barcelona, Gibraltar, Sierre Leone, Oporto, Brest, in Italië), vroeger echter veelvuldiger dan tegenwoordig, dank zij de zorgvuldige quarantaine.

< >