Gepubliceerd op 19-01-2021

Aniline

betekenis & definitie

(Phenylamine, Amidobenzol, Benzidam) Een aromatische primaire ammoniakbase, van de formule CeH^NH^; zij bevindt zich in beenderen en steenkoolteer; in 1826 werd zij door Unverdorben voor de eerste maal door droge distillatie van indigo verkregen en kristalline genoemd; later werd zij door distillatie van indigo met kaliloog verkregen; haar tegenwoordige naam is afgeleid van het portugeesche anïl, indigo, en werd haar in 1841 door Fritsche gegeven. In 1834 werd door Runge hare aanwezigheid in steenkoolteer ontdekt wegens de violetkleur, die zij aan een oplossing van chloorkalk mededeelt, werd zij ook door hem kyanol geheeten; tegenwoordig wordt zij op groote schaal door reductie uit nitrobenzol bereid, welk proces wordt voorgesteld door de formule: CeHö’NCL + 6H = C6H5-NH2 + 2BLO.

Aniline is eene kleurlooze olieachtige vloeistof, aromatisch, brandend van smaak; zij kookt bij 183°, lost in water moeilijk op, vermengd zich gemakkelijk met alcohol, ether en oliën, lost zwavel en phosphor op, en doet eiwit stremmen; met zuren levert zij kristalliseerende zouten; zij is in de chemische technologie bij het bereiden van verfstoffen van veel belang. Bij de bereiding worden onderscheidene methoden gevolgd; hare afscheiding uit teer levert vele bezwaren op. De minst-omslachtige bereidingswijze is die van Béchamp uit nitrobenzol met ijzervijlsel en azijnzuur. In een retort van gegoten ijzer wordt een mengsel van gelijke deelen nitrobenzol en azijnzuur aangemaakt, waaraan bij kleine hoeveelheden tegelijk, om eene te heftige reactie, die de aniline zou vernietigen en C^Hg en AzH3 zou geven, te voorkomen, 1 deel ijzervijlsel of -draaisel wordt gevoegd, waarop de vloeistof weldra in een papachtige massa verandert, die hoofdzakelijk uit azijnzuur ijzeroxydule, azijnzure aniline en aniline bestaat. Dit mengsel wordt óf in dien toestand óf na toevoeging van kalk, gedistilleerd in cylinders van gegoten ijzer. Het produktvan deze distillatie wordt nogmaals gedistilleerd; de vloeistof die bij een temperatuur van 175 à 190° in den dampyormigen toestand overgaat, wordt afzonderlijk opgevangen.

De vloeistof, die zich eerst bij een temperatuur van 210 à 220° in den ontvanger verdicht, is vooral geschikt voor de bereiding van anilineblamv. De aniline-olie, die op deze wijze bereid wordt, is een bruinachtige vloeistof, iets zwaarder dan water en voor de kleurstof bereiding zuiver genoeg, ofschoon zij een mengsel is van verschillende verbindingen. De samenstelling van de aniline-olie — die in hoofdzaak uit aniline en toluïdine (zie aldaar) bestaat — hangt af van de samenstelling van de nitrobenzol, die gebezigd werd. De aniline-olie, die bij een temperatuur van 180 a 195° kookt wordt bereid uit nitrobenzol, welker kookpunt tusschen 210 en 220° ligt; zij is vooral geschikt voor de bereiding van anilinerood. Voor de bereiding van anilineblauw bezigt men zeer zware nitrobenzol; anïlineviolet wordt gefabriceerd van aniline-olie, welke bereid is van nitrobenzol, die bij een temperatuur van 210 a 225° kookt.Van de kleurstoffen, die in ’t groot met behulp van de ruwe alinine-olie bereid worden, zijn de volgende de belangrijkste: Anilinerood of fuchsine, een verbinding van' een amine met een zuur, gewoonlijk azijnzuur of zoutzuur; deze amine of rosaniline ontstaat door oxydatie van een mengsel van 1 molekuul aniline met 2 molekulen toluïdine, waarbij 6 atomen waterstof geoxydeerd en aan ’t mengsel ontnomen worden, terwijl de drie molekulen zich tot één verbinden; de rosaniline zelf is een kleurlooze, kristallijne stof; hare zouten die allen gemakkelijk den kristalvorm aannemen, zijn daarentegen gekleurd. Het anilinerood kan op zeer verschillende wijzen met behulp van ruwe aniline-olie bereid worden, o. a. met tinchloride, met salpeterzuur kwikoxyde, met kwikchloride, met antimoniumzuur of met arsenikzuur. 100 deelen aniline-olie leveren 25 a 33 deelen zuivere, gekristalliseerde fuchsine. Meestal geeft men aan de bereiding van anilinerood met behulp van arsenikzuur de voorkeur, ofschoon de arsenicumhoudende bijprodukten van die bewerking voor den fabrikant een bron van groote bezwaren zijn. Volgens een voorschrift, dat dikwijls gevolgd wordt, verwarmt men 50 kilogr. aniline-olie met 100 kilogr. arsenikzuuroplossing van 60° (— 1.71 soortelijk gewicht) vier a vijf uren lang tot een temperatuur van hoogstens 160°. De roode massa, die men daardoor verkrijgt, wordt in kleine stukjes verdeeld, met water uitgeloogd, en zoodra de oplossing plaats gehad heeft, door stukken vilt of linnen zakken gefiltreerd; de heldere vloeistof stroomt in de kristalliseervaten. Na verloop van 2 a 3 dagen leidt men de moederloog, die de kleurstofkristallen bedekt, in kuilen, welker wanden met zandsteen bekleed en met teer bestreken zijn.

Het arsenikzuur en het arsenigzuur, die in de vloeistof voorkomen, worden daar met een mengsel van geslibd krijt en kalkhydraat geprecipiteerd. Het uit kalkzouten bestaand bezinksel wordt gebezigd ter bereiding van arsenikumverbindingen. De kleurstofkristallen worden door omkristallisatie gezuiverd. — In vele Fransche fabrieken lost men de roode massa, die men door de behandeling van aniline-olie met arsenikzuur verkrijgt, in verdund zoutzuur op en neutraliseert de vloeistof vervolgens met soda. Bijna de geheele hoeveelheid fuchsine wordt daardoor in den vorm van een uit kristallijne plaatjes bestaanden koek uit het vocht afgescheiden. Deze massa wordt met water gekookt en daardoor opgelost; vervolgens laat men haar kristalliseeren. — Het anilinerood, dat bereid is volgens de zooeven beschreven handelwijzen, bevat altijd arsenikum. Het anilinerood, dat voor het kleuren van spiritualia en van banketbakkerswaren gebruikt zal worden, moet derhalve een rosanilinezout zijn, dat met behulp van koolstofchloride of kwikzilverchloride bereid is. — De rosaniline-zouten vertoonen bij teruggekaatst licht meestal een groenen, metaalachtigen glans, evenals de dekschilden van sommige soorten van kevers, terwijl zij bij doorvallend licht een roode kleur hebben.

De verbinding van rosaniline met zoutzuur wordt meer bepaaldelijk fuchsine, het azijnzuur zout rosëine, het salpeterzuur zout azaleïne genoemd; terwijl het anilinerood, dat met behulp van salpeterzuur kwikzilveroxyd bereid is, den naam rubine draagt — De oplossingen van anilinerood bezitten een prachtige, karmijnroode kleur. Het kleurend vermogen van deze kleurstof is zeer groot: 1 kilogr. fuchsine is voldoende voor het verven van 250 kilogr. wol. — De looizure rosaniline is in water zeer weinig oplosbaar. — Het anilinerood dient ter bereiding van bijna alle overige aniline-kleurstoffen; door behandeling van die stof met anilineolie verkrijgt men violette of blauwe kleurstoffen enz.

Het anilineviolet of anilinepurper werd in 1856 door Perkin ontdekt en destijds door behandeling van aniline-olie met kalium bichromaat en zwavelzuur bereid. Later heeft men het ook op een andere wijze gefabriceerd, b.v. door behandeling van een anilinezout met een chloorkalkoplossing, of met loodperoxyd bij aanwezigheid van zwavelzuur, of met overmangaanzure kali enz. Van al de recepten is alleen dat, waarbij kalium-bichromaat wordt gebruikt, voor de industrie belangrijk geworden. Het anilineviolet, dat volgens deze methode bereid wordt, is een zout van een amine, waaraan men den naam mauvëine heeft gegeven. — Tusschen het zooeven bedoeld anilineviolet en het violet impérial bestaat in sommige opzichten verschil. De laatstgenoemde kleurstof wordt bereid door een mengsel van aniline-olie en zoutzure rosaniline bij 180° met kalium-bichromaat te behandelen. — Een andere violette kleurstof wordt bereid door fuchsine tot 200 a 215° te verhitten. — Men verkrijgt eveneens violette kleurstoffen, wanneer men een rosanilinezout met een overmaat van aniline verhit; één, twee of drie atomen waterstof kunnen n.1. daarin door evenveel molekulen van het radicaal phenyl vervangen worden. Bij een bepaalden graad van verhitting verkrijgt men monophenylrosaniline, welker zouten een roodachtig violette kleur hebben; bij sterkere verhitting diphenylrosaniline, welker zouten blauwachtig violet zijn; terwijl men bij nog sterkere verhitting triphenylrosaniline, de basis van het anilineblauw, verkrijgt.

Het aniline-violet, dat op de laatstgenoemde wijze bereid is, wordt violet nonpareil of oud violet genoemd.—Behalve de genoemde soorten van aniline-violet, zijn er nog anderen, die nieuw-violet of jodium-violet worden genoemd. Zij worden bereid, door de fuchsine in gesloten cylinders metdejodiumverbindingen (in den laatsten tijd echter meestal met de bromium-verbindingen) der genoemde alcoholradikalen en met een weinig alcohol — dat als oplossing dient — tot 100 a 110° C. te verhitten, waarbij men, al naar den duur der verhitting, monethylrosaniline, diethylrosaniline, triethylrosaniline enz. verkrijgt. De basis, die de grootste hoeveelheid ethyl bevat, heeft een blauwachtig violette kleur; die, welke minder ethyl bevatten, hebben een roodachtiger tint. De dahlia-Meurstoffen overtreffen de violette verbindingen, die door substitutie van een deel van de waterstof van een rosanilinezout door phenyl ontstaan zijn, door haar schitterende kleur.

Het anilineblauw werd in 1861 voor ’t eerst bereid door een mengsel van fuchsine en aniline-olie gedurende eenige uren te verhitten en het produkt van die bewerking met zoutzuur te behandelen. De blauwe kleurstof, die op deze wijze ontstond, kwam onder den naam bleu de Paris of bleu de Lyon in den handel. In drogen toestand heeft zij een koperkleurien glans, zonder eenige groene of gele tint, ie daarentegen wel bij de fuchsine en bij het anilineviolet voorkomen. Het anilineblauw wordt gezuiverd door het in geconcentreerd zwavelzuur op te lossen en deze oplossing gedurende D/2 uur aan een temperatuur van 150° bloot te stellen. Door toevoeging van water wordt de blauwe kleurstof uit deze oplossing afgescheiden. Zij heeft dan eenige andere eigenschappen verkregen en is in water oplosbaar geworden.

Deze blauwe stof wordt bleu soluble genoemd. De basis, die in het anilineblauw', dat door verhitting van rosaniline met aniline-olie bereid werd, voorkomt, is rosaniline waarin 3 atomen waterstof door 3 molekulen phenyl vervangen zijn. Als men het aniline-blauw verhit, komt bij de produkten der droge distillatie ook diphenyl-amine voor, een kleurlooze, kristalliseerbare stof, die, met salpeterzuur overgoten wordende, eene prachtige blauwe kleurstof levert. De diphenylamine en hare homologen, vooral het phenylbenzylamin, dat bij droge distillatie van bleuine (diphenyl-benzyl-rosaniline) ontstaat, wrorden sedert eenigen tijd gebruikt om nieuwe variëteiten van aniline blauw te verkrijgen. Een soort van aniline blauw, die, zoowel bij kunstlicht als bij daglicht, een zuiver blauwe kleur vertoont, wordt bleu de nuit genoemd; een andere soort van aniline blauw met violette tint heet bleu de Parme.

Het aniline groen, de emeraldine of bet aldehyd-groen werd in 1863 voor ’t eerst bereid. Aan eene oplossing van zwavelzure rosaniline, die vrij zwavelzuur bevatte, werd aldehyde toegevoegd; zij werd vervolgens voorzichtig verhit, totdat zij een groene kleur bad aangenomen. Daarna werd aan deze oplossing onderzwaveligzure natron toegevoegd en werd zij gedurende eenige minuten gekookt. De groene kleurstof blijft in oplossing en deze wordt onmiddellijk voor het verven van zijde gebruikt. Het natrium-hyposulfiet kan door zwavelammonium of door zwavelwaterstof vervangen worden. Door toevoeging van een mengsel van keukenzout en koolzure natron kan de groene kleurstof uit hare oplossing worden afgescheiden.

Zij wordt door een mengsel van 2 deelen zwavelzuur en 50 a 70 deelen alcohol opgelost. Het aniline groen beeft een zeer fraaie kleur, vooral bij kaarslicht ; daardoor onderscheidt het zich gunstig van alle overige groene kleurstoffen. Verkieslijker is echter een andere soort van anilinegroen, dat jodiumgroen wordt genoemd, omdat men het als bijprodukt uit de moederloog van het jodium violet verkrijgt. Uit picrienzuur en anilineblauw, dat een groene tint bezit, bereidt men het zoogenaamd gemengd aniline groen.

Aniline geel en aniline oranje. Bij de bereiding van roode kleurstoffen uit aniline-olie ontstaat altijd, behalve fuchsine, een harsachtig lichaam, waaruit een gele kleurstof—anilinegeel, aniline oranje, aurine of zoutzure chrysaniline — afgescheiden kan worden, die aan wol en zijde een fraaie, gele kleur mededeelt.

Het aniline zwart is een donkergekleurde soort van aniline groen, die door de werking van oxydeerende stoffen op aniline-olie ontstaat ; zij werd vroeger verkregen door de werking van kalium-bichromaat op de stoffen, die bij de bereiding van het aniline violet o verblijven. Tegenwoordig bereidt men het echter door zoutzure aniline met chloorzure kali en koperchloride te behandelen. Het is gebleken, dat de chloorzure kali en het koperchloride vervangen kunnen worden door ferricyaanammonium of door versch geprecipiteerd zwavelkoper. De zwarte kleurstof, die men door de laatstgenoemde handelwijze verkrijgt, en die men, omdat zij onoplosbaar is, op de vezel zelve moet doen ontstaan, wordt ook wel indigoziuart genoemd. Tot nu toe wordt zij niet in de ververij, doch wel in de drukkerij gebezigd.

Het aniline bruin (Havanabruin) wordt bereid door een mengsel van aniline blauw of anilineviolet met zoutzure aniline zoolang tot 240° C. te verhitten, totdat de kleur van ’t mengsel bruin geworden is. De bruine kleurstof, die men op deze wijze verkrijgt, is in water, alcohol en zuren oplosbaar en kan onmiddellijk voor het verven gebruikt worden. Gewoonlijk is de stof, die onder den naam aniline bruin geleverd wordt, het produkt van een al te sterke verhitting van het mengsel van aniline-olie en arsenikzuur, dat ter bereiding van fuchsine dient; een andere soort van aniline bruin, Bismarchbruin, wordt bereid door het saamsmelten van zoutzure aniline met fuchsine.

Aniline heeft sterk vergiftige eigenschappen en kan den dood tengevolge hebben. Aniline-vergiftiging kenmerkt zich door een gewaarwording van koude aan de uiterste ledematen en door het verschijnen van een violetachtigen tint aan de nagels en om de lippen, welke tint zich langzamerhand over het geheele gelaat verspreidt, verder door zware hoofdpijnen, duizeligheid, toevallen, sterke brakingen, moeilijke ademhaling. Deze vergiftigende eigenschap deelt zij echter — het is betrekkelijk kort geleden eerst uitgemaakt — niet mede aan de verfstoffen waarvan zij een bestanddeel uitmaakt, hetgeen duidelijk is aangetoond door Cazeneuve en Lépine, na een lange reeks proefnemingen, terwijl ook de ervaring in fabrieken waar vele met aniline bereide verfstoffen verwerkt worden leert, dat deze geheel onschadelijk zijn voor de arbeiders. Anilisme (vergiftiging met aniline) komt voor in anilinefabrieken met slechte ventilatie of gebrekkige apparaten.

< >