eigenlijk Elbert de Leeuw, nederlandsch rechtsgeleerde en staatsman, geb. 1519 of 1520 te Zaltbommel, studeerde te Utrecht en te Leuven, en werd hier hoogleeraar in de rechten. Weldra begon men hem voor gewichtige zendingen te gebruiken, o. a. in 1563, toen hij de afgevaardigden van Nijmegen naar Brussel vergezelde, om hun bezwaren wegens een tol voor te dragen; 4 jaren later, toen hij met andere gelastigden Alba ging begroeten, en het gevaar wist af te keeren, dat Leuven bedreigde, hetwelk in 1572 aan prins Willem I bij verdrag was overgegeven; in 1576, als afgevaardigde tot den vredehandel te Breda, daarna te Geertruidenberg.
Hij ondersteunde de partij der algemeene staten, had veel invloed op de pacificatie van Gent en stond met woord en pen vooral de belangen voor van Gelderland. Zijn gematigdheid, welsprekendheid en staatkundige bekwaamheden brachten hem in betrekking tot prins Willem. In 1581 werd hij tot kanselier van Gelderland gekozen. Hij stond in 1585 aan ’t hoofd van het gezantschap naar Frankrijk, om den koning het gebied over ons vaderland op te dragen. Ook Leieester wist zijn bekwaamheden als lid van den raad te gebruiken in de gewichtigste zaken. L. stierf 6 Dec. 1598 te Arnhem; in de Groote kerk aldaar is een eenvoudige gedenksteen voor hem opgericht; een eerezuil stichtte J.
P. van Capelle voor hem in zijn „Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlanden”. L. schreef verscheidene rechtsgeleerde werken; het voornaamste daaronder voert den titel: Emendationes sive obserrationes juris lib. VIL (Arnhem 1610).