nederl. letterkundige, geb. te Deventer 1830; overl. te Arnhem 1880, studeerde te Groningen en Leiden, was o. a. archivaris-bibliothecaris der provincie Friesland en mede-redacteur van het Nederl. Woordenboek, en maakte vooral werk van de .studie der middelnederl. letterkunde.
Zijn voornaamste uitgaven zijn: De wapene Marlijn (1857) en Spiegel historiael (1858—63) van Jacob v. Maedant, Die rosé van Henric van Aken, met de fragmenten der tweede vertaling (1868), Gedichten van Willem van Hillegaersbergh (met W. Bisschep, 1870), en uitgaven van enkele nederl. klassieken; hij werkte mede aan de „Bibliotheek van middelnederl. letterkunde” en de „Taal- en Letterbode”.