borium, (chemisch teeken B., atoomgewicht 11) Een niet-metallisch element, dat in menigerlei opzicht de koolstof en het silicium nabijkomt, echter ook analogie met het aluminium vertoont. Het werd het eerst in 1808 door Gay-Lussac en Thénard door reductie van boorzuur met kalium verkregen, echter eerst in 1857 door Wöhler en Sainte-Claire Deville nader bestudeerd.
In de natuur komt het niet in den vrijen toestand voor, maar slechts in verbinding met zuurstof als boorzuur en in den vorm van enkele boorzure zouten. B deelt met de koolstof de eigendommelijkheid van in twee geheel verschillende vormen op te treden: het vormt, als het bereid is door boorfluoride door middel van kalium bij roodgloeihitte te ontleden, een groenbruin poeder, dat bij afsluiting van de lucht tot witgloeihitte kan gebracht worden, zonder dat het hierbij smelt;in de lucht verhit wordende, verbrandt het hoofdzakelijk tot trioxyde, terwijl ook steeds eenig boorstikstof ontstaat. Het ontleedt water niet, maar lost er eenigermate in op; in gewone zoutoplossingen is het niet oplosbaar. Salpeterzuur verandert het in boorzuur. De oxydatie tot trioxyde kan ook verkregen worden door het boor met het hydroxyde, het carbonaat, het zure sulphaat of het nitraat van een vast alkali te gloeien. Door verhitten in chloorgas gaat het boor in het trichloride over. Naast de amorphe modificatie komt nog een gekristalliseerde (diamantvormige) voor; deze, wat hare physische eigenschappen (glans, hardheid) betreft, veel met diamant overeenkomende verbrandt in chloorgas eveneens tot trichloride, maar wordt door salpeter ternauwernood geoxydeerd.
Wat men vroeger graphietvormig boor noemde, is aluminiumboride, Al B3. In zijn verbindingen (Boraciet, Boronatrocalcit, Boorzuur, Borax, Boorstikstof) treedt het als een driewaardig element op.
Boortrioxyde
boorzuur-anhydride, is een vaste, kleurlooze verbinding, die beneden roodgloeihitte tot een kleverige vloeistof smelt, welke bij bekoelen tot een doorschijnende glasachtige massa stolt, (zie Boorzuur). Hoewel het trioxyde, op zichzelf verhit wordende, slechts bij sterke witgloeihitte vervluchtigt, gaat het echter bij lagere temperaturen in dampvorm over, wanneer er tegelijkertijd stoom of alcoholdamp over geleid wordt. Het gesmolten tryoxide lost gemakkelijk metaaloxyde, onder vorming van boraten, op, en drijft, wanneer het met zouten van meer vluchtige zuren en vaste basen gesmolten wordt, de zuren uit. In warm water lost het gemakkelijk op en vormt dan Boorzuur, dat zich bij bekoeling in paarlmoerglanzige, vetachtige schubben van de saam stelling H3Bo 0$ afzet: deze kristallen lossen in 26 deelen koud water op (zie Boorzuur).
Boraten
Boorzuur bezit een veranderlijke basisiteit en vormt daarom met basische oxyden een groote verscheidenheid van zouten; met natrium b'.v. vormt het drie onderscheidene reeksen van zouten; het bekendste van alle boorzure zouten is het Borax, gekristalliseerde tetraboorzure natrium, Na^Bo-jCk-fÏOH^O. een zout, dat in twee kristalvormen voorkomt; laat men een oplossing welke boven 79° C. met borax verzadigd is, langzaam bekoelen, dan zetten zich tusschen 79° en 56° octaëdrische kristallen af met de formule Na2Bo40v-l-5 H2 O, terwijl zich beneden 56° uit de moederloog monoklinische prisma's afscheiden, die de samenstelling Na2Bo4O7+l0HjO (gewone borax) bezitten. De octaëdrische kristallen blijven in droge lucht onveranderd, terwijl de prismatische daarin effloresceeren. Beide vormen smelten bij verhitting gemakkelijk in hun kristalwater, dat bij verder verhitting uitgedreven wordt, terwijl er eindelijk een zeer volumineus, sponsig anhydrozout overblijft. Dit zout (gebrande borax, gecalcineerde borax) smelt bij roodgloeihitte tot een taaie vloeistof, welke bij bekoeling tot een doorschijnende, kleurlooze, glasachtige massa vast wordt, die een oplossend vermogen ten opzichte van metaaloxyden bezit en gebruikt wordt tot het vervaardigen van gekleurde „parels"’. 100 deelen water lossen bij 20°, 7,9 deelen, bij 90°, 129 deelen gewone borax op. (Zie voorts het onderwerp Borax.)
Wanneer een boraat in vasten toestand gemengd wordt met zijn eigen gewicht aan vloeispaath, en H/a maal zijn gewicht aan kaliumbisulphaat, en het mengsel vervolgens in don blauwen degel eener hlaasbuisvlam gebracht wordt, dan neemt het buitenste gedeelte van de vlam de groene kleur aan, welke aan gloeiend boortrioxyde eigen is. De meeste boraten geven, wanneer zij met sterk zwavelzuur behandeld worden, nog boorzuur, dat men vervolgens in alcohol kan oplossen; wordt deze oplossing aangesloten, dan brandt zij met een vlam, die minstens aan de punten groen gekleurd is, een kleur, welke dan het best gezien wordt, wanneer men de vlam, na haar uitgeblazen te hebben weer ontsteekt. Voor het opsporen van boorzuur in een gemengde zoutoplossing is de beste methode deze, dat men na de koper- en arsenikgroepen verwijderd te hebben, de overige vloeistof warm met natrium-carbonaat precipiteert, filtreert, en het Altraat met kurkumapapier onderzoekt.