ZWAARDBLOEM, v. (-en), zwaardlelie;
...BROEDER, m. (-s), zwaardridder;
...KRUID, o. zekere plant, zoo genoemd naar de zwaardvormige bladen (gladiolus);
...LEEN, o. (-en), mannelijk leen;
...LELIE, v. (-s, ...liën), zwaardkruid;
...LOOPER, m. (-s), touw op platboomde vaartuigen om de zwaarden op te halen of te laten zaken;
...MAAG, m. en v. (...magen), bloedverwant kan mannelijke zijde;
...MAAGSCHAP, v. verwantschap van vaderszijde;
...RECHT, o. recht van het zwaard, van den sterkste;
...RIDDER, m. (-s), lid der geestelijke ridderorde, in 1202 gesticht ter bescherming der christenzendelingen in Lijfland ; de kleeding was een witte mantel met eene roode ster en twee gekruiste zwaarden;
...SCHEEDE, v. (-n), (nat. lust.) een schaaldier tot de familie der gaperschelpen behoorende (solen ensis), met 98 m.M. lange en 12 m.M. hooge sterk gekromde schelp, dat zich in slijk en zand op onze kusten ingraaft;
...SLAG, m. (-en), slag met een zwaard;
...STAART, m. (-en), (nat. hist.) een schaaldier met een langen beweeglijken staartstekel, ook rogkreeft geheeten;
...VECHTER, m. (-s), (oudt.) kampvechter (in de wedstrijden), gladiator;
...VEGEN, o. (oudt.) wapenen vervaardigen ;
...VEGER, m. (-s), (oudt.) vervaardiger van wapenen.