ZONDAGSMAAL, o MAALTJE, o. Zondagskost; een lekker maal: dat is een Zondagsmaaltje voor me;
...NAAM, m. (...namen), mooie naam:
...PAK, o. (-ken),
...PAKJE, o. (-s), Zondagsgewaad;
...PREEK, v. (-en);
...RUITER, m. (-s), iem. die alleen op Zondag (of extra gelegenheden) paardrijden gaat; onhandig, ongeoefend ruiter;
...RUST, v. rust der wekelijksche bezigheden op Zondag : vereeniging tot bevordering van de Zondagsrust;
...SCHOOL, v. (...scholen), school waar op Zondag (inz. stichtelijk) onderwijs gegeven wordt;
...SPIJS, v. zondagskost;
...VIERING, v.;
...WEDER,
...WEER, o. schoon weder;
...WERK, o.;
...WET, v. wet van 1 Maart 1815, houdende voorschriften ter viering der dagen aan den openbaren christelijken godsdienst toegewijd.